Fragment
Als ik het me goed herinner dan had ik helemaal geen zin. Om eruit te komen, bedoel ik. Het voelde goed en veilig. Waar ik ook was. Ik was in verrukking door de kracht van de werkelijkheid en kreeg een steeds vastere vorm. Al vrij snel kon ik me in de stoffelijkheid bewegen. Het werd echter wel steeds krapper gedurende de maanden die ik me daar bevond. Uiteindelijk bleek ik ergens naar buiten te moeten. Ik was al bijna te laat en baande me een weg naar buiten, met mijn linkerhand omhoog.
Plotseling voelde ik hoe iets me van buitenaf vastpakte en me door een opening heen naar zich toe trok. Alhoewel ik me had voorgenomen om me te blijven herinneren waar ik vandaan kwam, vergat ik het meeste door alle vreemde sensaties die de werkelijkheid vrijwel direct bood. Opgepakt worden, schreeuwen, eten, poepen, lachen, slapen, dromen en elke nieuwe dag weer in de werkelijkheid ontwaken.
×