Fragment
HET VERHAAL VAN EVA
Mag ik mij even voorstellen? Mijn naam is Eva en ik ben de eerste vrouw. Mijn leven was niet altijd gemakkelijk. Ik werd als een volwassen vrouw zomaar door God in de Hof van Eden geplaatst en dat was best eng. Ik geef toe, dat het heel mooi daar is met al die prachtige bloemen, stromende rivieren, fantastische watervallen en heel veel verschillende dieren, maar ja, ik kreeg ook meteen een man.
Mijn kinderen hebben later eerst kunnen wennen aan het leven, maar ik moest meteen een volwassen vrouw spelen, terwijl ik nog niets van het leven wist. Dat viel niet mee. Adam was best een mooie man, maar ik had nog niets met hem.
Moet jij je voorstellen wat dat betekent, dat je meteen de vrouw van een man moet zijn, terwijl je hem niet eens kent. Je hebt nog nooit een gesprek met hem gevoerd en dan moet je blij zijn, dat je niet alleen bent. Ik had geen keuze. Overigens was een gesprek voeren ook nog niet gemakkelijk, want we moesten samen een taal bedenken om onszelf verstaanbaar te maken voor elkaar. Ja, en waar moet je dan over praten en hoe? In het begin was het wel gemakkelijk, dan wees Adam een diersoort aan en gaf daar een naam aan. En dat zei ik dan na. Ik had nog nooit vogels, vissen, insecten, leeuwen en honden gezien. Dus alles was nieuw voor mij. Ik keek ook vol verwondering naar planten, bloemen, bomen en vruchten. Daarover had Adam ook al langer nagedacht, dus ook die woorden leerde hij mij.
Maar hoe praat je over je gevoelens, als je nog moet leren praten? Hoe druk je uit, dat je iets niet leuk vindt of dat je iets niet wilt? Hoe leg je uit, dat je iets nodig hebt of ergens naar verlangt? Hoe kun jij je droom vertellen, zodat de ander die begrijpt? Dat was een hele zoektocht. Die eerste tijd was het nog niet zo moeilijk, we waren in de verkenningsfase en Adam was mijn leraar en ik leerde woorden.
Maar later werd het moeilijker, want Adam wilde meer dan praten alleen. Hij had ook allerlei andere gevoelens voor mij, laat ik zeggen mannelijke behoeftes. Maar ik was nog maar net het leven aan het ontdekken. Ik wist niets van het leven en ook niet wat vrouw-zijn betekent. Ik was nog de simpelste dingen aan het uitvinden, zoals eten, de zon op je huid voelen, in de schaduw zitten, lopen, mij bewegen, ontdekken, wat ik allemaal met mijn lichaam kon doen. Ik had nog niet direct behoefte aan liefkozingen van een man en ik had geen idee van wat een man van een vrouw verwacht. Ik had nog nooit over het leven nagedacht, want ik leefde nog maar net. En Adam wilde zoveel, waar ik nog niet aan toe was. Ik was wel blij, dat ik er was, maar Adam verwachtte te veel van mij.
Hij voelde zich gezegend met mij, want nu was hij niet meer alleen. Met slechts dieren om hem heen was het leven voor hem eerst best eenzaam geweest, ook als de Allerhoogste soms langskwam. Maar ik moest nog aan hem wennen. Dat was soms best moeilijk en dat gaf ook spanningen, want ik wilde niet altijd, wat hij wou en ik begreep hem vaak niet, want er waren veel dingen, waar we geen woorden voor hadden.
Op een dag zei God tegen ons, dat we van alle vruchten mochten plukken en eten behalve van de ‘boom van de kennis van goed en kwaad’. We luisterden naar Hem. Dat was in het begin niet moeilijk, want er waren zoveel soorten bomen en struiken en aan de meeste groeiden sappige lekkernijen, die er allemaal aantrekkelijk uitzagen.
Denk niet, dat ik meteen naar die vruchten van die ene boom verlangde. We leefden de eerste tijd redelijk gelukkig in het Paradijs, want er was zoveel verrassends te ontdekken. Er waren zoveel bomen en er waren zoveel vruchten om te plukken. Elke dag ontdekten wij wel weer iets nieuws.
Toen we al een poos in de hof van Eden woonden, hadden we inmiddels bijna alles geproefd en allebei ontdekt welke vruchten wij het lekkerst vonden. Adam en ik hebben nu eenmaal niet dezelfde smaak.
Maar goed, we woonden een paar jaren in het Paradijs en we leefden goed met alle dieren. We begrepen elkaar wat beter en ik begreep ook wat beter, wat Adam van mij wilde. En soms maakte hij mij blij.
Maar eerlijk gezegd voelde ik mij nog wel onzeker. Ik wist nog steeds niet zoveel van het leven en hoe het allemaal moest. Ik wilde nog een hele boel bijleren. Je moet rekenen, ik had geen moeder, die mij alles uit kon leggen over hoe jij je dagelijks leven moet inrichten en wat een man van een vrouw verwacht.
Ja en God kwam wel eens langs en sprak wel met ons, maar niet daarover. Hij sprak over hogere dingen. Nu vraag jij je misschien af, hoe het kan, dat we die hogere dingen wel begrepen, maar de Allerhoogste sprak op een andere manier met ons, via onze gedachten of gevoelens, ik weet niet hoe ik het zeggen moet, we wisten gewoon, wat Hij bedoelde of wat Zijn boodschap was, een soort innerlijk weten.
Maar goed, ik voelde mij nog steeds erg onzeker. Op een dag was daar die slang, die zei, dat ik door het eten van die ene vrucht opeens alles zou weten en dat leek mij wel wat. Nou, en toen heb ik van die vrucht gegeten. Ook Adam heeft op mijn aanraden één vrucht van die boom geplukt en opgegeten. Hij wist immers ook niet zoveel, al was hij dan misschien een paar jaar langer op de aarde dan ik, ook hij was nog alles aan het ontdekken.
Eigenlijk veranderde er niet veel, nadat we die vruchten hadden gegeten, we werden er niet veel wijzer van, behalve dan, dat mijn man en ik ons opeens schaamden en dat was iets nieuws.
Ik had het gevoel, dat God, die Alwetend is, zo door ons heen kon kijken en kon zien, wat we hadden gedaan en Adam dacht er net zo over. Daarom bedekten wij ons met bladeren. Maar dat hielp niet, want de Eeuwige keek daar inderdaad doorheen. Hij werd boos op ons en joeg ons weg uit de Hof van Eden.
Nu denk je misschien, dat ons leven daarna zoveel slechter werd. Maar dat is niet helemaal waar. Adam moest aan het werk om te zorgen, dat wij wat te eten hadden en ik had ook veel meer te doen.
×