Fragment
Sodeknetter, wie had dat gedacht; Toorop is jaloers! En hoe!
Bij Benthe thuis had ik een mooie inleiding, eentje die niemand anders ooit zal hebben. Nu zit zij naast me in de auto haar liefde te ventileren. Ik voel dat het emo-tikkie dat Pleun me gisteren heeft toegediend in de weg zit om te beseffen wat deze mooie proclamatie van Benthe werkelijk betekent. Ik zou met al die liefde toch de gelukkigste kerel van de wereld moeten zijn, maar ik voel… reserve. Dát is het, reserve! Die blokkade moet weg!
Ik stop op een parkeerplaats langs de weg en draai me naar haar toe.
‘Benthe, geef mij eens een flinke knal voor m’n kanis! Ik heb het even nodig.’
Ze kijkt me onderzoekend aan, ik kijk ernstig terug en langzaam glijdt er een lachje over haar gelaat.
‘Meen je het echt?’ vraagt ze lachend, tussen geloof en ongeloof… of is het hoop!
‘Hm-hm, toe maar.’ Ik bied haar mijn wang, de makkelijkste voor haar, en ben in afwachting. Haar lach wordt steeds breder; er groeit enthousiasme.
‘Je bent niet wijs jij’, en meteen volgt een optater van het kaliber waarmee ene Muhammad Ali het valse gebit van Mike Tyson uit de ring zou hebben kunnen slaan, met de rechtmatige eigenaar eraan vast.
Wat is dat toch met die meiskes; heeft geen van hen controle over haar kracht als je ze de vrije keus laat? Ik zit, wat mijn vader vroeger noemde, ‘te suizebollen’ van dat tikkie en Benthe proest het uit met van de schrik haar hand voor haar mond. Heerlijk om haar zo te zien lachen, dat doet ze te weinig. Ondertussen wrijf ik voorzichtig over mijn wang.
‘Nog één?’ vraagt ze hoopvol, van de pijn nu wapperend met haar hand.
×