€ 3,50

PRINT boek

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Meer van deze auteur


  • Memoires van een Reder (ePUB)

Strijd om de kroon

Pieter I. van der Molen • ebook • epub

  • Samenvatting
    Olan is de zoon van een molenaar die moet vluchten voor Barduin, een tirannieke vorst die zijn molen in beslag neemt. Als Olan 14 is, sturen zijn ouders hem uit voorzorg naar de vluchtelingen in het Donkere Woud; ze hopen dat hij daar veilig is. Met die "rovers' gaat Olan de strijd aan tegen Barduin.

    In het tweede deel van het boek is Carter de hoofdpersoon. Hij is een elf zoals men de bewoners van het Donkere Woud noemt. Dit volk bezit namelijk gaven die voor anderen onbegrijpelijk zijn. Dit deel is een avonturen roman in SF stijl.

    De verhalen in deel 1 en 2 lopen gedeeltelijk parallel.
  • Productinformatie
    Binding : Epub
    Auteur : Pieter I. van der Molen
    Bestandstype : epub
    Distributievorm : Ebook (digitaal)
    Aantal pagina's : Afhankelijk van e-reader
    Beveiliging : Digitaal watermerk (social DRM)   Informatie 
    Uitgeverij : Zeedijk
    ISBN : 9789464433180
    Datum publicatie : 02-2022
  • Inhoudsopgave
    Deel 1 DE MOLENAARSZOON

    Namen uit beide delen, in alfabetische volgorde.

    De Twee Molens

    Op de vlucht

    Het Donkere Woud

    Postiljon

    Prins Raven

    In Dienst Van De Vijand

    Het Plan

    De Strijd Om De Kroon

    Koning Raven

    Deel 2 DE ELF UIT HET DONKERE WOUD

    Het dorp Landing

    Op Reis

    Terug naar het Woud

    Rovers In het bos

    Op Zoek Naar Bondgenoten

    Graaf IJzerhand

    De Dochter Van De Baron

    Vechten om de Kroon

    Een tiran verdreven

    Terug naar Hetrijk

    Nawoord
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 3,50

PRINT boek

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

direct, via download
Veilig betalen Logo
Delen 

Informatie
Herroepingsrecht is uitgesloten voor eBooks. Een download van een eBook of luisterboek is niet meer te herroepen op het moment dat u, na aanschaf van het e-book, de download heeft gestart.

Fragment

Hoofdstuk I
De Twee Molens

Olars was de trotse bezitter van de meest geavanceerde graanmolen uit het land. Begonnen met een waterrad in het beekje Kleine Lintel, stoorde het hem bovenmatig dat de lage waterstand in de herfst het malen soms onmogelijk maakte. Hij had natuurlijk gehoord van windmolens aan de kust die voldoende kracht leverden om de molenstenen in beweging te brengen, maar in het binnenland werden ze niet gebruikt. Verstandig als hij was, had hij enkele jaren nauwkeurig bijgehouden wanneer het behoorlijk waaide in zijn gewest, Lintelland. De meeste wind bleek te waaien in voor- en najaar. Dat laatste zou het gebrek aan waterkracht kunnen compenseren.

Twee belangrijke klanten van Olars waren herenboeren uit de naaste omgeving. Hij nodigde ze uit voor een glaasje wijn om de zaak eens te bespreken: er was wel geld nodig voor zijn plannen.
De beide boeren kenden het probleem want als de waterstand te laag was, moesten zij met hun graan uitwijken naar een molenaar aan de Grote Lintel, op bijna een halve dagreis afstand.
Ze kwamen tot een overeenkomst: Olars kon het geld lenen tegen een lage rente, de boeren zouden dan straks niet meer hoeven uitwijken met hun graan en als alles goed draaide konden ze rekenen op een voorkeursbehandeling.

Twee jaar later stond de windmolen er. Het was Olars echter niet gelukt om de windkracht te koppelen aan de stenen van de watermolen, dus de windmolen had zijn eigen stenen en werkte dus helemaal op zichzelf. De molen was wel zo gebouwd dat de beide molens onder één dak zaten. Het had meer gekost dan begroot, maar de beide boeren hadden zuchtend in de buidel getast, bang dat ze anders al hun geld kwijt zouden zijn. Maar toen alles klaar was, werd er niet meer gezucht: ze hoefden nooit meer te wachten bij het malen en de lening werd in vijf jaar keurig afbetaald.

Olars was ondertussen getrouwd met een flinke dochter van een keuterboertje aan de andere kant van de Kleine Lintel, Mirre. Er werd weinig winst gemaakt tijdens de bouw en een knecht kon er niet af maar Mirre was beter dan een knecht. Zelfs toen ze zwanger was, kon ze niet stilzitten en Olars moest haar moeder erbij halen om te zorgen dat ze voldoende rust nam. In het tweede jaar van de bouw werd Olan geboren tot grote vreugde van zijn ouders en grootouders.

Olan was een vrolijk kind dat graag rond hobbelde bij zijn vader in de molen. Toen hij drie jaar was, verlegde hij zijn aandacht naar de paarden die het graan brachten en het meel afvoerden. Als vierjarige kende hij alle paarden, bracht ze water en iets lekkers als hij een appel of een wortel kon vinden en klom er vaak boven op. Mirre stond doodsangsten uit maar paarden zijn verstandige dieren en vertrappen nooit een kind.
Als vijfjarige draaide hij de paarden na het uitladen van het graan om zodat ze klaar stonden om te vertrekken. Natuurlijk hadden veel klanten plezier in het jongetje en mocht hij wel eens een stukje mennen bij het vertrek. Dat hij dan terug moest lopen vond hij geen probleem.

Op zijn zesde verjaardag draaiden de molens naar behoren, de schuld was afbetaald en de en er was zoveel winst dat Olan een pony kreeg. Nu kwam hij nauwelijks nog in de molen, zijn tijd verdeelde hij tussen school en de paarden. Toen zijn pony een keer digestieve problemen had en de kruidenvrouw erbij geroepen werd, werd zijn belangstelling gericht op het genezen van zieke paarden. Vaak reed hij met zijn pony naar de kruidenvrouw om klusjes te doen in ruil voor lessen op het gebied van heelkunde: zij behandelde zowel dieren als mensen.

De school stond in het dorp, vijf kilometer verder en Olan werd ingeschreven. Elke dag reed de kleine Olan op zijn pony om het onderwijs in lezen en schrijven te volgen. De pony werd bij een bevriende boer in de wei gezet en Olan liep door het dorp met zijn vriendjes naar school.
De school was meer een loods, een groot lokaal waar de dertig kinderen bij elkaar zaten
om te leren lezen en schrijven. Wandversieringen waren er wel want de meester, al aardig op weg naar zijn pensioen, was een begenadigd tekenaar: van elke leerling die hij les had gegeven hing er een door hem zelf gemaakt portret.
Omdat elke dorpsschoolmeester vrij was in de lessen die hij gaf, als ze maar leerden rekenen en schrijven, was het duidelijk dat naast dat lezen en schrijven, tekenen een extra vak was. Op een wand hingen dan ook de mooiste potlood tekeningen van oud leerlingen terwijl alle tekeningen die de leerlingen nu maakten, het hele jaar werden tentoongesteld, mooi of niet mooi, want de meester prees elk kind. Wanneer de vakantie begon kreeg ieder zijn tekeningen mee naar huis behalve de mooiste want die kreeg een plaatsje op de muur voor bijzondere tekeningen.
Olan deed zijn uiterste best om paarden te tekenen en met behulp van de meester lukte hem dat elk jaar beter.

Zijn twaalfde verjaardag werd vrolijk gevierd. De grootouders van beide zijden en enkele ooms en tantes, waren aanwezig. Vriendjes uit het dorp kwamen ook. De dag werd gevuld met eten en drinken, raadspelletjes en koekhappen. Vooral de wedstrijd zaklopen was een hoogtepunt, misschien wel omdat iedereen die meedeed na afloop van de ren- en valpartij wit uit de meelzakken tevoorschijn kwam.

Zelfs de meester, Olan was al van school, kwam kijken. Hij kwam voor Olan, maar nam de gelegenheid te baat om zich uitgebreid te laten vertellen over de windmolen, het effect wat meer of minder bespanning van de wieken had, het naar de wind zetten van de wieken en het verschil in maalsnelheid van de beide molens. De oude meester was zo geestdriftig dat hij Olars beloofde een tekening te maken van de molens. Een maand later kwam hij inderdaad een prachtige tekening brengen. Het werd de trots van Olars en Mirre en elk bezoek, zelfs iedere klant, werd meegetroond om dit te bekijken.

Al was de verjaardag een prachtig hoogtepunt, het jaar daarna bracht weinig vreugde: de beide herenboeren raakten hun bedrijf kwijt. De koning die altijd zo ver weg leek, kocht de landerijen onder dwang voor een luttel bedrag.

“Dit wordt ook ons einde,” voorspelde Olars, “zijn oog zal nu op onze molens vallen.”
Weer nodigde hij de beide boeren uit maar nu om zoveel mogelijk informatie te krijgen.
“Vreselijk wat er gebeurd is maar was er enige aanleiding voor? Bijvoorbeeld een belastingachterstand of een ander soort conflict?”
“Nee, geen enkele maar Borduin had al land langs de Grote Lintel. Door enkele kleine buren ‘op te kopen’, was hij al dicht bijgekomen. De man wil zijn landerijen uitbreiden en wij zitten met de strop. We hebben nauwelijks 20% gekregen van de echte waarde.”
“We hebben natuurlijk geprotesteerd,” ging de andere boer verder, “maar dat leverde alleen maar bedreigingen op.”
“Straks laat hij zijn oog vallen op jouw molens,” zei de eerste.
“Daar ben ik van overtuigd,” zei Olars.

Toen de beide ex-buren vertrokken waren, ging hij met Mirre voor de haard zitten en gaf verslag van het besprokene. Mirre zag de bui ook al hangen: hun prachtig opgebouwd bedrijf zouden ze verliezen. Ze uitte een aantal krachtige vervloekingen, meer kon ze er niet aan doen. Ze verontschuldigde zich niet eens tegen Olan, die met grote oren zat te luisteren
“Ik ben bang dat we alles kwijtraken. Kunnen we niet zoveel mogelijk van ons bezit ergens anders onderbrengen? We moeten in de eerste plaats denken aan de toekomst van Olan. Ik zal vanavond nog bekijken wat we ten gelde kunnen maken. Onderzoek jij waar we heen kunnen als het misgaat.”

Olars nam onmiddellijk zijn maatregelen: Olan kreeg opdracht te paard naar het noorden te rijden om te zoeken naar een behuizing die te koop was, terwijl Olars zelf enkele dagen uittrok om nog verder in het noorden te zoeken: naar het noorden om dichter bij het woud te zijn als ze zouden moeten vluchten.
Op anderhalve dagreis vond Olars een vervallen boerderijtje met wat overwoekerd land. De eigenaar was overleden en de enige erfgenaam had geen belangstelling want het geërfde stond al jaren leeg en was niet te verkopen. Een boertje, drie kilometer verderop, mocht over dit pand beschikken. De koop was zo gesloten: contant afrekenen en je niet Molenaar noemen maar Maners.

Alles wat waarde had en niet verkocht kon worden werd op wagens geladen en vervoerd naar het kleine, vervallen boerderijtje, hopelijk ver genoeg naar het noorden om niet ontdekt te worden door de koning: Olars was niet van plan zijn bezit zomaar over te geven.
Mirre ging met de wagens mee en probeerde het gebouw met een van de knechten, ze hadden er twee, bewoonbaar te maken. Olan, die al lang de pony ontgroeid was, zou als verbindingsman dienst doen.

Olars had het goed gezien. Geen cent betaalde Zijne Majesteit dit keer: hij werd van belastingontduiking beschuldigd en zijn molens geconfisqueerd. Drie dagen kreeg hij om te vertrekken. De tweede knecht werd ontslagen en vertrok met een redelijk gevulde geldbuidel vanwege zijn trouwe dienst.

Tot verbazing van Olan was zijn vader alleen maar druk bezig met een rol henneptouw. Olan moest het vuur onder een teerpot aanhouden terwijl het touw door de teer werd gehaald en voorzicht uitgelegd langs de Kleine Lintel waar het gras hoog stond. Uiteindelijk lag er tien meter touw in een gestrekte lijn vanuit de molens langs de beek verstopt in het hoge gras. In de hoek waar uiteinde lag, stapelde Olars brandbaar materiaal.

Op de avond van de tweede nacht kwam de brouwerskar voorrijden en werden twee tonnen bier uitgeladen. De volgende dag was er weinig te doen, het wachten was op de mannen van de koning. Toen die kwamen heette Olars ze welkom, zette ze brood en kaas voor en sloeg een vat bier aan.
“Ik ben niet goed behandeld maar ik ga niet met een boze kop weg,” legde Olars uit. De maaltijd duurde lang en het bier vloeide rijkelijk. Olars wees op het tweede vat voor als er nog meer mensen kwamen en vertrok toen het donker werd.

Met Olan liep hij naar de herberg, nadat de paarden in een wei niet ver van de herberg waren gezet. De kamer was enkele dagen geleden al gehuurd, vanwege zijn ligging, en Olars vertelde de herbergier dat hij zich niet goed voelde en meteen naar bed ging.
“Let op Olan, jij bent nu erg belangrijk. Kruip in bed maar ga niet slapen. Over een half uur ga je naar beneden en vraagt om een beker warme wijn voor mij omdat ik maagpijn heb. Zelf moet ik nog een karweitje opknappen.”
Olars klom uit het raam, wat bij deze kamer nogal makkelijk ging. Olan begreep alles: zijn vader was niet van plan zijn levenswerk zomaar aan de koning te geven.

Het was tijd voor de warme wijn en met de beker in de hand bleef hij voor het geopende raam zitten. Na een kwartiertje klauterde zijn vader weer naar binnen, nam een slok niet meer zo warme wijn en zei dat hij zich beter voelde en nu wat ging eten. Samen zaten ze aan een late maaltijd toen iemand binnenstormde met het nieuws: de molens stonden in brand. Natuurlijk sprongen vader en zoon op om buiten naar het zuiden te kijken. De vuurgloed was duidelijk te zien. Olars riep de kastelein:
“Ik was hier, maar ze zullen mij toch beschuldigen. Ik ga er dus van door. De koning kan mij vinden in het Donkere Woud.”

Ze haalden hun paarden en reden weg in de nacht. Olars en Olan kenden de weg, maar haastten zich niet want achtervolgers konden nog niet op pad zijn. Toen het daglicht verscheen, waren ze al aardig op weg naar de plek waar Mirre op hen wachtte.

Als haveloze ketellapper bezocht Olars boerderijen en dorpen in de omgeving om wat bij te verdienen met kleine reparaties. Niemand zou hem herkennen met zijn wilde baard en ongekamde haren.
Olan had zijn mooie ruin nog, maar het prachtige tuig en zadel waren vervangen door een wat afgeleefde, goedkopere versie om vooral niet op te vallen. Als paardenknecht probeerde hij tijdelijke baantjes te krijgen. Zijn omgang met paarden en zijn kennis van kruiden bij ziektes van mens en dier, maakte hem een vaak gevraagde genezer van dieren en een af en toe geraadpleegde genezer van mensen: men had weinig vertrouwen in een dertienjarige om die bij een zieke te roepen, maar bij dieren werd hij vertrouwd.

De patiënt die de meeste aandacht vroeg, was Mirre. Zo flink als ze altijd was geweest, zo bang was ze nu en dat had een slechte invloed op haar gezondheid. Kruiden hielpen tegen de symptomen maar de oorzaak was niet weg te nemen. Haar angst had ook invloed op Olars. De knecht die deze woning kende en als een familielid was behandeld zou hen zeker niet verraden nu hij terug was in zijn dorp. Maar als hij onder druk gezet werd, kon hij doorslaan.

Op zijn veertiende verjaardag hakten Mirre en Olars de knoop door: Olan moest vertrekken.
Er werd een plan gemaakt: wie de koning wilde ontvluchten, koos vaak voor een verblijf in het Donkere Woud. Alle kennis die Olars hierover had, deelde hij met Olan. Ze hadden geen kaarten maar op een zanderige plek tekende Olars een ruwe landkaart van het noordelijke gedeelte waar zij woonden. Olan moest zich ’s nachts schuil houden en geen onderdak zoeken. Ook kende Olars één naam van een man die tien jaar geleden gevlucht was uit het dorp toen de overheid hem zocht. Deze Wiels zou zeer waarschijnlijk ook naar het woud gevlucht zijn. Het Donkere Woud strekte zich tientallen dagreizen ver uit, maar je kon nooit weten of Olan hem zou ontmoeten.
Zo vertrok Olan om een nieuw leven te beginnen. Natuurlijk viel het afscheid van zijn ouders hem zwaar: wie had ooit ouders gehad die zo lief en zorgzaam waren dat ze hun zoon wegstuurden? ×
SERVICE
Contact
 
Vragen