Fragment
Proloog – YANN Koffiepauze in Port du Bec, Frankrijk
Ik schud gefrustreerd mijn hoofd en slaak een diepe zucht wanneer ik door het raam van mijn oesterbedrijf kijk. Briz komt weer met een slakkengang aanrijden. Hij parkeert zijn witte bus, stapt rustig uit en doet zijn portier dicht. Een moment later gaat de schuifdeur bijna geruisloos open en steekt Briz’ hoofd om de deur. Hij loopt sloffend naar binnen, zegt niets, geeft een kort knikje en gaat bij me aan mijn kantinetafel zitten. Ik schuif een beker koffie naar hem toe. Hij pakt twee suikerklontjes en een houten roerstaafje en roert lusteloos in zijn koffie. Wanneer er een pomp aanspringt in één van mijn zeewaterbassins met oesters draait hij zijn hoofd om te kijken en roert vervolgens traag verder.
Ik ruik aan mijn beker, neem een slok van mijn koffie en gooi dan een balletje op om Briz aan het praten te krijgen. ‘Hoe was het vanmorgen in het café? Nog nieuws?’
Briz haalt zijn schouders op. ‘Hm, nee, niet echt.’
Putain, nu ben ik vol verbazing. Hoe komt hij erop dat er geen nieuws is? Vanmorgen in het café werden de oren van mijn hoofd gepraat. De zoon van mijn oudste neef is vader geworden van een drieling en de moeder van de eigenaresse van de bar is vannacht met de ambulance naar het ziekenhuis gereden.
Waar is toch de oude Briz? Mijn vrolijke, enthousiaste broertje. Vroeger kon ik niet wachten tot Briz op de koffie kwam. Er viel altijd wat te lachen en de tijd vloog voorbij.
Ik waag een nieuwe kans en kijk hem vragend aan. ‘Zin om naar zee te gaan?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Pfff.’ Hij staart een moment naar zijn beker en neemt een slok. Ondertussen piept zijn telefoon drie keer achter elkaar, maar hij laat hem tot mijn verbazing in zijn broekzak zitten.
Geluidloos slaak ik een heel diepe zucht en zeg zo luchtig mogelijk: ‘Het is lekker weer, hè? Als ik vanmiddag van zee terugkom, ga ik met mijn kantenmaaier rondom mijn oestercabane grasmaaien. Zal ik dat bij jou ook doen??
‘Bah oui. Merci.’ Briz gooit in één keer de rest van zijn koffie naar binnen, zwaait naar me en loopt naar zijn bus.
Ik kijk hem na en schud mijn hoofd. Dit kan zo niet langer doorgaan. Hoe komt het toch dat hij al maanden zo futloos en ongemotiveerd is? Waar komt de trieste blik in zijn ogen vandaan? Depressief durf ik hem niet te noemen, maar het scheelt niet veel. Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst een goeie mop van Briz heb gehoord. Dat is toch al maanden geleden.
Er zit maar één ding op. Ik moet actie ondernemen. Dus pak ik mijn telefoon en check de tijd. Het is net na negenen. In San Francisco is het net na middernacht. Ik hoop dat mijn lievelingsbroer al thuis is van zijn werk in het restaurant en meteen kan reageren op mijn bericht.
[Yann] Ik heb een plan bedacht om Briz uit zijn negatieve sleur te halen.
[Yann] Lynda heeft een vriendin uit Nederland die hier een paar weken op vakantie komt. Zal ik zorgen dat ze niet in ons vakantiehuis kan, zodat ze bij Briz moet logeren? Dat breekt vast zijn dagelijkse routine en de negatieve spiraal waarin hij zit.
[Loïc] Zou ze dat wel leuk vinden? Het is bijna altijd een zooi bij Briz. Het is vast ook smerig nu hij al tijden zo somber doet.
[Yann] Juist daarom. Misschien ruimt hij dan eens op en maakt hij schoon. Het is voor haar toch alleen om te slapen. Voor de rest is ze vast met Lynda op pad.
[Loïc] Heb je het er met Lynda over gehad? Wat vindt ze van je plan?
Ik antwoord niet maar stop mijn telefoon in mijn zak, ruim op en pak mijn lieslaarzen om naar mijn oesterpark op zee te gaan. Eén ding is zeker, ik ga mijn plan niet met Lynda bespreken, maar dat hoeft Loïc nog niet te weten.
×