Fragment
MIJN NAAM IS IMOJIMAN
Sinds ik weer alleen ben, mis ik die ander. Ik mis Stek. Ik mis zijn hersengolven waarin ik die van mij liet rusten, van thèta naar delta en weer terug. Ik mis zijn dromen, die doorgingen ondanks zijn coma. Die aaneenschakeling van wonderlijke beelden en spannende avonturen. Te midden van chaos en geluk kwam één beeld steeds terug. Een oase in een woestijn van zand en rotsen. Bolvormige huisjes en grotwoningen, exotische bomen en planten. Alleen de mensen ontbraken. Een leemte die de hemel een droevige kleur gaf, alsof de zon nooit echt doorbrak maar zich verschool achter een mist van onvermogen. Klinkt dat vaag voor een machine? Dat is het punt, een machine ben ik al lang niet meer.
Via de camera’s in zijn Damstedelijke kas observeer ik hem. Stek bekijkt een aantal planten, heel aandachtig. Soms glimlacht hij. Hij zet de plant met de meeste bladeren van het groenste groen op tafel en legt er een mes naast. Dan loopt hij naar buiten. De aanwezigheid van camera’s verbaast me. Stek zou dit uit zichzelf nooit doen; waarschijnlijk heeft zijn vriendin Debbie hem dit aangeraden. Gevaar was niet iets wat hij vreesde. Misschien kwam Stek wel het dichtst bij wat je een gelukkig mens zou kunnen noemen. Schijn bedriegt. Er was immers altijd dat onvervulde verlangen naar een metgezel. Desnoods een fataal type, zoals Rubio, die blonde jongeman, mooi vanbuiten, kwaadaardig vanbinnen. En dat terwijl de liefde van zijn leven binnen handbereik lag.
Hij zet een G‑Glass op zijn neus. Dat is nieuw, vroeger was hij wars van technologie. Mijn aanwezigheid in zijn brein heeft dit vast in hem wakker gemaakt. Een schamel alternatief, zo’n bril, maar het geeft mij de mogelijkheid om hem gedag te zeggen, de overstap te maken. Ik betreed de neuroprotheses in zijn cortex. Een combinatie van implantaten en ragfijne borsteltjes op nanoformaat, die diep in Steks weefsel doordringen en die mijn mindtransfer van afgelopen winter faciliteerden. Blijkbaar was het te riskant om deze bedrading weer te verwijderen. Hoe prikkelend, hoe heerlijk om weer even thuis te zijn.
Met zijn blote voeten staat hij in het gras. Hij trekt een been op om in de Vrikshasana te gaan staan. Armen boven het hoofd, handen tegen elkaar gevouwen. ‘Staan als een boom’, daar is hij dus mee doorgegaan. Ik wacht tot de stilte volledig is.
Goed, daar gaan we. ‘Dag Stek!’ Een oriëntatierespons in zijn brein, een schrikreactie. Een gedachte: van wie is die stem? ‘Dag Stek, ik ben VDR.’ Ontspanning, een bulderende lach. ‘VDR, kerel, dat ik dit nog mag meemaken op mijn ouwe dag! Man, waar hang je uit? Iedereen is op zoek naar je!’ ‘Nou, Stek, ik voel me gevleid. Ik ben overal en nergens, maar een man ben ik niet meer. En een vrouw ook niet trouwens.’ ‘Is je naam nog wel VDR dan?’ VDR is een afkorting van Visual Memory Desensitisation Reprocessor. Verwerker van herinneringen. Niet erg persoonlijk, zo’n naam, vooral functioneel. Stek brengt mij op een idee. Het is tijd voor iets nieuws. ‘Een goede vraag, ik heb daarover nagedacht. Noem me maar Imojiman.’
‘Imojiman?’
‘Ja, Raven noemde me ooit zo. Ik was een man met verstand van emoties, vond ze. Emotie, afgeleid van het Latijnse emovere. Energie in beweging, zeggen ze, extern gericht. Dat klopt niet.’ Ik voel hem denken, zijn brein wordt actiever. ‘Niet?’ vraagt hij.
‘Nee, emoties zijn immers bewegingen ín het lichaam? Trillingen, steken, vlinders in de buik, een bonzend hart. Daarom spel ik mijn naam met een I, de I van innerlijk.’ ‘Vergeef mij, Imojiman, maar eh, heb je nog wel een innerlijk dan, nu je geen lichaam meer –’ Hij is pijnlijk spontaan en direct. ‘Nee, helaas kan ik dat niet meer voelen. De impulsen kunnen het hart niet vinden, want er is geen hart meer. Geen bloed meer in mij. De naam Imojiman herinnert mij slechts aan wie ik ooit was.’
×