Fragment
Gianni zag op zijn gouden Casio dat het 6:04 uur was. Hij draaide de sleutel nog eens om in de palm van zijn hand en keek om zich heen. Een grijze auto vol met de laatste doorzakkers van een nacht vol excessen en met de stereo op maximaal volume schoot voorbij in de hoofdstraat. Hij verdween weer, net zo luidruchtig en stompzinnig als hij was aan komen racen.
“Flikker toch op, klootzakken!” snauwde Gianni. Hij stond nog te schelden toen hij iemand met een strohoed zag aankomen. Ondanks de spanning die hij voelde, wist hij zijn gezicht in de plooi te houden. De waard kende de man goed. Het zekere loopje op de kromme benen, het witte overhemd met de korte mouwen, de kaki broek en de leren sandalen. Hij kon een glimlach niet onderdrukken toen de oude Gino voor hem stilhield, in de mondhoek een tandenstoker en een kegel slechte adem.
“Zeg, klojo! Ga je vanmorgen echt niet open?”
“Eh, ik hoopte jouw begrafenis te kunnen bijwonen en nu sta je nog levend voor me.”
“Mijn begrafenis? Dan kan je nog lang wachten! Schiet een beetje op, open die tent en geef me een grappa, het is al warm genoeg.”
Gianni stak de sleutel in het slot en opende het restaurant. Gino haastte zich naar de toog en streek met z’n eeltige handen bewonderend over het donkere oppervlak. Zijn ogen glinsterden.
“Zeg, deze keer heb ik goed werk afgeleverd, hè?”
“Met al dat geld dat ik aan je kwijt ben, wilde je dan ook nog rotzooi afleveren?
“Hou toch op, klootzak!”
“Ja, ja. Drink maar op en wees braaf,” antwoordde de waard en reikte hem een vol glas grappa aan.
×