Fragment
Mevrouw Citroen
‘Hahahahaha,’ hoorde ik mijn dochter Diana schateren. Ze kwam niet meer bij. En dat allemaal door een onhandige opmerking van Jurriaan.
Sinds een paar maanden zat ik samen met hem op een kamer. Geweldige man, die Jurriaan, maar hij kon uitgebreid filosoferen en zag enorme visioenen voor zich hoe wij zaken zouden kunnen verbeteren.
‘Wij moeten dit holistisch benaderen,’ zei hij bijvoorbeeld. ‘Stel dat wij een aanpassing doen in onze processen, dan heeft dat ook gevolgen voor andere afdelingen. Het is echter niet een aanpassing van het proces op zich, maar er zit een denkwijze achter.’
Als Jurriaan zo begon, dan begrepen wij als collega’s dat hij zaken in een groter kader wilde plaatsen, maar soms bleef hij een beetje hangen en zag hij alleen maar het grote plaatje. Dan moest je hem naar de werkelijkheid terug¬halen en wat concreter worden. Wij noemden Jurriaan ‘de eeuwige student’. Hij reed bijvoorbeeld nog steeds in een lelijke eend, waarmee hij ook op vakantie ging.
Als Jurriaan en ik samen moesten werken kwamen wij er prima uit. Hij was van de vergezichten en ik keek hoe we het handen en voeten konden geven. Maar als Jurriaan ging praten, dan stopte hij niet vanzelf en soms praatte hij zichzelf voorbij. Zo ook tegen Diana.
‘Jurriaan, het is bijna kerstvakantie. Vind je het goed dat ik mijn dochter in de vakantie een dagje mee naar kantoor neem?’ had ik een paar dagen eerder gevraagd.
[…]
Tijdens de lunchpauze nam ik haar, zoals ik had beloofd, mee naar een kraam om kindervuurwerk te kopen. Toen we op kantoor terugkwamen liet ze heel enthousiast haar pakketje zien.
‘Wat mooi,’ zei Jurriaan. ‘Er zitten ook vuurpijlen bij, zie ik.’
‘Ja,’ zei Diana, en ze haalde er een uit het pakje.
‘Je kunt wel een vuurpijl in de gang afsteken,’ opperde Jurriaan.
Ik gebaarde naar hem dat hij moest stoppen met zijn onzin. Hij bedoelde het als grap, maar Diana zou dat misschien niet doorhebben. Het was natuurlijk volstrekt onverantwoord om binnen een vuurpijl af te steken.
‘En dan?’ vroeg Diana aan Jurriaan, waarna ze mij met een vragende blik aankeek. Ze wilde weten of ze toestemming had om iets af te steken.
Ondanks mijn gebaren ging Jurriaan onverstoorbaar door. Het kantoor waarin wij zaten bestond uit drie vleugels. Twee lange gangen tegenover elkaar en een er dwars op. Jurriaan en ik zaten in een van die gangen die in elkaars verlengde lagen.
‘Dan gaat die pijl ‘zoef’ door de gang, langs de receptie naar de andere gang en komt dan precies uit bij Olivia.’
‘Wie is Olivia?’ was de te verwachten vraag van Diana.
O, o, o, dacht ik. Dit gaat niet goed aflopen. Hoe gaat Jur dit oplossen?
‘Dat is een hele aardige mevrouw,’ zei Jurriaan na enig nadenken. ‘Maar ze eet weleens stiekem citroenen, daarom kijkt ze zo zuur.’
Ik sloeg met mijn hand tegen mijn voorhoofd. O, nee, hij maakte het alleen maar erger.
×