Fragment
Tijdens hun vele bezoeken aan Zuid-Amerikaanse havensteden hadden zeelieden de nodige ervaringen opgedaan met Duitstalige inwoners. De hoofdwerktuigkundige, die al bijna tien jaar op de Rotterdam - Zuid-Amerika Lijn had gevaren, was in de officiersmess slecht te spreken over sommige van hen:
'Da’s geen makkelijk volk, die Duitsers in Argentinië. Ik was vorig jaar in Buenos Aires op bezoek bij een collega van een Argentijnse rederij die me had uitgenodigd om een keer te komen eten. Afijn, ik daarnaartoe, hing er een portret van Adolf aan de wand, gewoon boven het dressoir in de woonkamer. Die mensen waren van Duitse komaf maar geboren in Argentinië. En nog steeds nationaalsocialist, dus de pest aan Joden.'
De hoofdmachinist prakte een aardappel fijn in een plas jus op zijn bord. 'Duizenden nazi's zijn na de oorlog naar Argentinië gevlucht. Daar heeft Metz & Van Driessen er ook wel een aantal van vervoerd.'
'Nog een leuke avond gehad verder, meester?' informeerde de eerste stuurman geamuseerd, terwijl hij een shaggie zat te draaien.
'Jawel, en lekker gegeten ook, maar niet daar. Ik probeerde die kerel nog uit te leggen dat zijn Oostenrijker ons land leeggeroofd had, en dat er na de oorlog een paar Joodse medeburgers ontbraken, maar daar had meneer maling aan. "Ich bin ein Jude!" probeerde ik nog met stemverheffing, met die toespraak van Kennedy in Berlijn in mijn achterhoofd, weet je wel?'
'Ja, ja,' beaamde De Jongh.
'Maar dat maakte geen indruk op mijn vakbroeder en zijn echtgenote. Ik heb ze vriendelijk bedankt voor het aperitief en ben van de weeromstuit een koosjer restaurantje op gaan zoeken op de Viamonte.'
×