Samenvatting
Iedereen kent het verhaal van 'de zwarte met het witte hart': prins Kwasi Boachi die in 1837 op tienjarige leeftijd met zijn neefje Kwame Poku vanuit Kumasi naar Nederland werd gestuurd. De twee Ashanti-prinsjes dienden als onderpand voor het verdrag dat de Nederlandse overheid had gesloten met de machtige Ashanti-koning Kwaku Dua I. Daarbij verplichtte de koning zich tot het leveren van 1000 rekruten voor het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, het KNIL.
Uiteindelijk heeft de Nederlandse legerleiding ruim 3000 Afrikaanse mannen weten te rekruteren. Omdat de Afrikaanse namen moeilijk uit te spreken zijn, krijgen veel van hen een willekeurige Nederlandse naam variërend van Baas, Kooi, Van der Put en Kaalkop tot Socrates, Rembrandt, Mozart en Voltaire. Na afloop van hun diensttijd in Nederlands-Indië krijgen deze 'belanda hitam' (Zwarte Hollanders) een Nederlands paspoort en kunnen ze kiezen: of terugkeren naar de havenstad Elmina krijgen of aanblijven in de kolonie.
Van de circa 450 Afrikaanse KNIL-soldaten die in Indië zijn gebleven en met een inheemse concubine samenleefden, is een klein aantal stamvader van een zogeheten Indo-Afrikaanse familie geworden. Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 is er feitelijk geen toekomst meer voor deze Indo-Afrikanen, die immers Nederlands staatsburger zijn, in de nieuwe republiek. Noodgedwongen vertrekken ze naar het onbekende Nederland van waaruit sommigen dooremigreren naar Suriname, Canada en de Verenigde Staten.
Zwarte Huid, Oranje hart beschrijft de zoektocht van journalist Griselde Molemans en fotograaf Armando Ello naar de oudste nazaten in Nederland, Ghana, de Verenigde Staten en Indonesië. Daarnaast spoorden ze de afstammelingen van prins Kwasi Boachi op in Nederland en Amerika. Het resultaat is een fascinerend boek met ontroerende getuigenissen, prachtige portretten, onderzoek naar Afrikaans DNA en veel onbekend historisch materiaal.