Fragment
In de aankomsthal van de luchthaven heerst een enorme drukte en een rij van Gambiaanse mannen met naambordjes en uithangborden van hotels en tour operators vormt een welkomsthaag waar ik langzaam voorbij loop met mijn grote rode koffer. Ze kijken me allen vragend aan en hopen op een blik van herkenning, maar ik ben niet Miss Elisabeth van SOS Kinderdorpen en ik scan de rij zoekend naar Lamin, maar ik zie hem nergens. Even flitst het door mijn hoofd dat er een mogelijkheid bestaat dat ik hem niet herken, maar die gedachte schuif ik al snel terzijde, want ik heb inmiddels meer dan honderd foto’s van hem op mijn I-Phone staan en met mijn ijzersterk visueel geheugen weet ik dat ik mijn Lamin uit duizenden Gambianen zou herkennen. Ik loop verder naar het midden van de aankomsthal. Misschien heeft hij er bewust voor gekozen om wat verderop te wachten, zodat ik hem beter kan zien, maar ook daar zie ik hem niet. Ik besluit om naar buiten te gaan bij de taxi halte, want misschien wacht hij daar op me, maar zodra ik een voet buiten zet in de stralende zon, stormen de taxi chauffeurs op me af en word ik overvallen door benauwdheid en onzekerheid “Wat doe ik nu??”. Ik probeer rustig na te denken, maar ik merk dat mijn onzekerheid groeit en ik voel me opeens kwetsbaar. Ik ben geïrriteerd dat ik geen heldere afspraken met hem heb gemaakt wat te doen, als we elkaar om wat voor reden dan ook niet treffen op de luchthaven. Ik besluit om de tijd te rekken en wissel in de luchthaven alvast mijn euro’s om in dalasi. Mijn dikke envelop vol versleten dalasi briefjes stop ik voorzichtig en zo onopvallend mogelijk diep in mijn rugzak en inmiddels is Lamin nog steeds nergens te bekennen. Ik heb geen wifi en kan niet even een whats-app bericht sturen waar hij blijft. Bellen is een dure zaak en terwijl ik half luidop mijn verschillende opties analyseer, stapt een knappe jonge Gambiaan op me af en zegt “Excuse me, can I help you?”. “No thank you”zeg ik iets te bot en kortaf. Ik heb geen zin in mannen die me willen afzetten of me voor een zakcentje het verkeerde bos in sturen. “Are you waiting for someone?” vraagt hij, niet afgeschrikt door mijn nogal vijandige houding. “Yes, I am waiting for my friend Lamin” zeg ik aarzelend, want ik besef dat ik misschien wel wat hulp kan gebruiken als Lamin niet snel komt opdagen. Hij vraagt me of ik het telefoonnummer van Lamin heb en mijn eerste reactie is weer één van wantrouwen, van achterdocht dat hij zich niet met mijn zaken moet bemoeien, maar de jonge man biedt aan om met zijn telefoon Lamin te bellen. Ik schaam me voor mijn arrogante, bevooroordeelde houding en geef hem Lamin’s nummer. Binnen drie seconden krijgt hij hem aan de lijn en zegt “Lamin, where are you? Your woman is waiting for you!” Hij geeft zijn telefoon aan me en Lamin vertelt gehaast dat zijn taxi is aangehouden door de politie en dat de politie een scène aan het maken is over de taxi licentie, die binnen enkele weken vervalt. De Gambiaanse politie was niet onder de indruk van de haast en ergernis van Lamin en vastbesloten om te laten zien dat zij hier het laatste woord hebben, traineerden ze de licentiezaak, waardoor Lamin alsnog een andere taxi moest nemen en nu onderweg is. “I will be there in ten minutes baby” zegt hij “I am so sorry”. Ik zucht van opluchting. “Gelukkig...hij heeft me niet belazerd”, spookt het even door mijn hoofd. Hij heeft me niet voor de gek gehouden en is net zo gebrand op ons weerzien als ik. Ik geef de Gambiaanse jongen zijn telefoon terug en bedank hem en merk dat ik voor het eerst glimlach. De jongen heeft besloten dat het zijn taak wordt om mijn lijfwacht te zijn tot Lamin arriveert. “First time in the Gambia?” vraagt hij en glimlachend en half trots, alsof ik een geroutineerde Gambia-ganger ben, vertel ik dat het mijn tweede keer is.
×