Fragment
Het is alsof er miljoenen scheermesjes in mijn gezicht worden geblazen en over mijn lichaam krassen. De ijzige kou die de snijdende wind meevoert, voel ik zelfs tot op mijn botten. Mijn hoofd bonkt en doet verdomde pijn. Mijn benen voel ik ook. Vooral de linker. Iets drukt buitengewoon vervelend in mijn heup, maar ik kan me niet verroeren. Een gemene prik in mijn linkerdijbeen doet mijn ogen opengaan, maar niet verder dan spleetjes en ik zie niets anders dan duisternis.
Er klinken stemmen en geluiden. Dan hoor ik links en rechts van me het doordringende wringen en schuren van metaal. Langs mijn betraande wimpers zie ik licht en schimmen bewegen. Pluimpjes witte damp verlaten mijn mond in het ritme van mijn onrustige ademhaling. Ik ril en mijn ogen vallen vanzelf dicht. Een mannenstem doet ze weer opengaan.
Fel licht heeft de duisternis verdreven. Ik zie het gelaat van een man, zijn haar en schouders bezaaid met grote vlokken sneeuw. Zijn mond brengt woorden voort die ik door huilende windvlagen niet versta. Door de lampen zie ik dat we ons in een auto bevinden. Vreemd genoeg hangt het dashboard boven ons, net als de voorstoelen. Overal bungelen leeggelopen airbags. Die bij het stuur is wel heel. Ik lig schuin op een schouder, een arm deels onder me geklemd. Mijn jurk is vies, nat en gescheurd, en mijn benen, onderarmen en handen zitten onder vele bloederige sneetjes. Hoewel het linkerbeen er nogal typisch bij ligt doet het minder pijn.
De man kruipt dichterbij en gaat op zijn buik vlak naast me liggen.
‘Waar ben…’
‘Je hebt een ernstig auto-ongeluk gehad,’ onderbreekt de man me kalm, al zijn woorden verpakt in kleine wolkjes adem. ‘Ik ben sheriff Samuel Gibbs. Het is belangrijk dat je niet beweegt totdat mijn collega’s van de brandweer ervoor hebben gezorgd dat je veilig kan worden verplaatst. Daarna halen ze je uit de auto. Knipper met je ogen als je begrijpt wat ik heb gezegd.’
Ik knijp mijn ogen dicht en doe ze weer open.
‘Je hebt iets tegen de pijn gekregen. Knipper eenmaal als de prik werkt en tweemaal als je geen enkel verschil merkt.’
Ik knipper eenmaal.
Hij blikt over een schouder en lijkt met iemand te praten. Dan kijkt hij mij weer aan. Bezorgdheid tekent zijn gezicht. ‘Ik maak nu plaats zodat mijn collega’s van de brandweer je kunnen helpen. Ik sta buiten, direct naast de auto.’
Als hij weg is, kruipt onmiddellijk een andere kerel op zijn buik naast me. Hij stelt zich voor, maar ik versta zijn naam niet. Achter me hoor ik ook iemand. Ook zijn naam versta ik niet. Ze doen iets met mijn nek, schuiven er wat om heen. Ik voel bijna geen pijn meer. Het lijkt ook een stuk minder koud. Mijn oogleden zijn zwaar. Loodzwaar. Ze rotzooien met mijn benen en er wordt met me geschoven. Plotseling laait de pijn weer op en ik hoor mezelf kreunen. Dan verlies ik het bewustzijn.
Als ik weer bijkom, bevind ik me buiten de auto vastgesnoerd op een brancard. Ik kan mijn hoofd nog geen millimeter bewegen. Boven me torenen reusachtige bomen en miljarden sneeuwvlokken dwarrelen in hoog tempo uit een gitzwarte hemel. Een grote paraplu wordt boven me gehouden waardoor minder van dat witte spul op mijn gezicht belandt. Mannen met ernstige blikken zitten geknield om me heen. Ook een vrouw. Ze is ingespannen met mijn hoofd bezig en glimlacht tussendoor vriendelijk naar me alsof we elkaar goed kennen. Haar rubberen handschoenen druipen rood van het bloed. Stormachtige windvlagen doen mijn haar wapperen en zo nu en dan grote hoeveelheden sneeuw opstuiven. Iemand strijkt haar voor mijn ogen weg. Het is lang en rood.
Ik zie de sheriff staan. Zijn naam wil me even niet te binnenschieten. Een voorzichtig glimlachje verdrijft kort de ongerustheid uit zijn gezicht. Langs hem, tussen talloze bomen door, de toppen driftig zwiepend als reusachtige, witte spoken met ontelbare armen, zie ik hoog boven ons vele politieauto’s en brandweerwagens met nerveus knipperende zwaailichten. Het heeft er alle schijn van dat ik met de auto van de weg ben geraakt en tientallen meters omlaag ben gerold.
Ik kan me er niets van herinneren.
Net als ik me niet kan herinneren dat ik rood haar heb.
×