Fragment
‘Ik ben hindernis en het weigerachtig paard ineen, zo wil en kan ik niet verder met mijn leven.’ Het waren niet de enige diskwalificaties uit Willie’s mond, waarmee hij de behandelaar van dienst geen andere keuze wilde laten dan hem te diagnosticeren als een hopeloos geval. Gelukkig liet die zich niet verleiden tot een valse diagnose. Hij knikte. ‘Je moet niet zo streng voor jezelf zijn, Willie. Je bent niet de paria van de samenleving, die met niets anders bezig is dan met zichzelf. Je bent niet de klaploper of de groteske gek, geen gierige graaier of gare, geile ransbak, waarvoor jij jezelf verslijt. Je hoeft je niet zo aan illusies vergapen, geen lat ligt voor jou te hoog.’
Deze opbeurende woorden waren precies wat Willie nodig had. Van de ene op de andere dag besloot hij het over een andere boeg te gooien. Hij zou er serieuzer werk van maken om nuttig te zijn voor de maatschappij en bovenal een beminnelijk mens worden. Toegegeven, hier was veel ambitie samengebald, maar hij was jong en had nog voldoende tijd om zich te rehabiliteren. Hij zou zijn ouders postuum en de klinische heelmeester als roerganger van geslaagde therapie trots maken. En hoezee, zo geschiedde.
×