Samenvatting
Wij mensen zijn zingevende wezens, we doen bijna niets anders dan alles om ons heen tot zin of onzin bestempelen. Zingeving kleurt ons denken, ons handelen , ons werken met en voor anderen, alles wat we doen. Soms verliezen de dingen hun zin en vragen we naar nieuwe zin. Velen weten vaak geen raad met de vragen naar zin en zingeving die zich aan hen opdringen, misschien omdat ze nog te veel aan een bepaald antwoord vastzitten waarvan ze gaan afstand kunnen doen, of omdat ze hun antwoord teveel in een bepaalde richting zoeken. In veel gevallen zijn de vragen belangrijker dan de antwoorden. Dit boek wil laten zien waar de vragen vandaan komen en vanuit welk kader de vragen worden gesteld. Het draagt materiaal aan als achtergrond waartegen het eigen levensverhaal kan worden geplaatst. We staan op de schouders van onze voorouders. De zingevingsvragen zijn van alle tijden. Het verloren gaan van de hoogste zingevende waarde lijkt een gebeurtenis die zich in de geschiedenis voortdurend herhaalt. Vele van onze voorouders hebben daarmee in hun leven te maken gehad. Onzekerheid is de prijs die voor elke verandering of vooruitgang moet worden betaald. De blimseminslag van de waarheid treft altijd datgene wat tot dan toe het hoogste werd aangeslagen, schreef Nietzche.
In dit uit twaalf hoofdstukken bestaande boek worden achtergronden geschetst die inzicht proberen te verschaffen in zingevingsvragen en die de aandacht richten op het wonderlijke van ons bestaan. De auteur gaat achtereenvolgens in op wat onder zin en onzin wordt verstaan en hoe kosmologie en levensbeschouwing ons wereldbeeld bepalen.
Er wordt stilgestaan bij geluk en verdriet in tijd en geschiedenis en bij het fenomeen van de taal waarmee we praten en denken, waarmee we vragen stellen en antwoorden geven. In hoofdstuk vijf worden mythen en mythologieën besproken als grondslagen van veel zingeving en wereldbeschouwing en in het zesde en zevende hoofdstuk wordt geschetst hoe er naast mythologie ruimte komt voor filosofie en het begin van wetenschap. In de hoofstukken acht en negen staat de zin van religie centraal en de godsdiensten die de huidige wereldculturen sterk hebben beïnvloed. Het tiende hoofdstuk laat zien hoe de moderne tijd het traditionele wereldbeeld op zijn kop zet en het middeleeuwse godsbeeld in rook doet opgaan. Vragen naar contingentie, naar doodgaan en sterven komen in de nieuwe tijd opnieuw aan de orde (hoofdstuk 11) en iedereen zal er in en door zijn of haar eigen verhaal mee worden geconfronteerd. Het laatste hoofdstuk gaat over: op verhaal komen, de tijd nemen, wakker worden.
In een eerdere druk is dit boek vooral geschreven voor het hoger onderwijs, waar weinig toegankelijk en eigentijds materiaal bestaat om studenten te ondersteunen bij hun vragen naar de zin en de onzin van dit wonderlijke bestaan. Deze geheel herziene druk richt zich nu echter ook op een breder publiek. Achterin het boek zijn verschillende verwerkingsmogelijkheden opgenomen.
Piet Winkelaar studeerde filosofie, theologie en andragogie en was van 1975 tot 1999 verbonden aan hogeschool de Horst in Driebergen, onder meer als docent methodiek en filosofie.