Samenvatting
‘In de loop van mijn inmiddels tamelijk lange leven heb ik nogal wat dichters van nabij gekend, goede en middelmatige dichters, dichters in Rusland en dichters in het Westen. Maar bij maar twee van hen voelde ik, hoorde ik en zag ik met eigen ogen die geladenheid, die vonk of zo u wilt die aanwezigheid van iets goddelijks, waarmee sinds de oudheid de kern van het begrip dichter is verbonden.’ (Over Brodsky en Ryzji.) Uit het ten geleide van Kees Verheul In Rotterdams dagboek beschrijft Boris Ryzji zijn verblijf in Rotterdam tijdens zijn deelname aan Poetry International in 2000. Zijn optreden heeft bij velen een onuitwisbare indruk achtergelaten, niet alleen vanwege zijn weergaloze poëzie. Hij dwaalt door de stad en drinkt. Beschrijvingen van zijn kroegentochten en ontmoetingen met andere deelnemers aan Poetry worden afgewisseld door herinneringen aan zijn vrouw, zijn zesjarige zoontje, het rauwe leven thuis in Rusland en gesprekken met dichters als Rejn. ‘Alle elementen die de poëzie van Ryzji karakteriseren, komen voorbij in deze ontroerende dagboekbladen (...) Vijf jaar na zijn dood zijn de snikken en grimlachjes van Ryzji tot in ons land te horen, en in elke Hollandse huiskamer wellen ze op zodra de gebenedijde bezitter Wolken boven E of Rotterdams dagboek openslaat.’ Arjan Peters in de Volkskrant