niet beschikbaar
Zaterdag 30 december 1944
Iedere dag opnieuw is het een verrassing wat we eten. Als Bets de trap oploopt en met het deksel rammelt dan worden er gauw weddenschappen aangegaan. Maar dit is deze week niet nodig geweest, je kon wel op je vingers natellen dat ‘t soep zou wezen. Nog geen halve aardappel viel er te bespeuren in het grauwe soepwater. Telkens maar soep, waarvan de samenstelling van steeds duisterder afkomst is, en de kleur steeds ondefinieerbaarder. Groen, grijs, bitter. Er drijven ook onbekende dingen in. Natuurlijk als je honger hebt slik je alles wel, maar steeds dag-in-dag-uit soep gaat ontegenzeglijk vervelen. De drie jongsten en Keesje beleven het niet, gelukkig voor hen. Wij groten eten ‘t maar met gesloten ogen. Fijn is het dat we nog een appeltje na hebben, dat verdrijft de nare smaak.
Zondag 31 december 1944
De laatste dag van 1944 is aangebroken. Een jaar vol ellende en zorg ligt achter ons. Als we het afgelopen jaar aan onze geest laten voorbijgaan, moeten we constateren dat er toch nog reden voor dankbaarheid is. Wij zijn nog bij elkaar, in ons eigen huis.
Hoeveel mensen ontbreekt dit? Ze worden opgejaagd, achtervolgd door ‘t kanongebulder. De lange rijen met geïmproviseerde vervoersmiddelen vormen het toonbeeld van menselijke ellende. Zij zullen hun have en goed misschien nooit meer terugzien, of slechts in de vorm van een smeulende puinhoop.
Hoeveel mannen en jongemannen zijn door de wrede bezetting weggevoerd naar het buitenland? Onze stad is daar gelukkig voor bespaard gebleven. Daarvoor alleen al moeten we dankbaar zijn.
×