Fragment
Eindelijk was de belangrijke dag aangebroken. Thuis stond Peter voor de spiegel in het uniform dat hij zo mooi vond. Het witte fluitkoord stak fel af tegen het donkerblauw van de trui. De matrozenfluit was tussen de broekriem gestoken. Aan zijn broekriem hing een foedraal met jachtmes. Dat mes had hij cadeau gekregen voor zijn verjaardag. Alle verkenners droegen een jacht- of matrozenmes aan hun broekriem. Dat was niet verboden en belangrijk voor het geval er bij nood een sleeplijn snel losgesneden moest worden. Daarnaast werd het mes gebruikt om takken mee te snijden of te kappen, maar ook om er aardappelen mee te schillen.
------ ------ -----
Achter de trommelaars in berenvel werd een draagbaar zichtbaar, waarop de Romeinse keizer Caesar met lauwerenkrans lag, die door 4 slaven werd gedragen. Karel en Peter wisten meteen dat het de inleiding op de rumtocht was.
De stoel werd neergezet. Caesar hield een ‘stenen’ tablet omhoog en in een mengelmoes van Latijn en Nederlands vertelde hij wat de opdracht voor de bakken was: “Mij Ceasar…”
Tijdens een ander kamp kwamen dronken Schotten het terrein op gestrompeld. Ze waren gekleed Schotse ruit en zwaaiden gevaarlijk met hun zwaarden in het rond. Zo werden rumtochten met telkens met een ander thema ingeluid en speelde de rumtocht zich ook binnen dat thema af.
Vanaf dat moment was het iedere bak voor zich, want aan het einde van de tocht lonkte de ‘rum’.
×