Samenvatting
De schilder, etser en fotograaf Willem Witsen (1860-1923) stond midden in de wereld van de kunst en literatuur van zijn tijd, een periode die op artistiek gebied gekenmerkt werd door grote veranderingen. De bewaard gebleven correspondentie laat zien dat Witsen gemakkelijk vriendschappen sloot met beeldend kunstenaars en literatoren, en dat hij uitgroeide tot een sleutelfiguur in een groep die bekend zou worden als de beweging van Tachtig. Nauw betrokken bij het tijdschrift De Nieuwe Gids zette hij, samen met onder anderen Jan Piet Veth en Maurits van der Valk, de aanval in op de oudere generatie kunstcritici. Ook richtte hij met enkele vakgenoten de Nederlandsche Etsclub op om de vrije etskunst nieuw leven in te blazen. Deze selectie van 141 brieven, verzonden en ontvangen door Witsen, geeft een uniek beeld van het kunstenaarsleven in de decennia rond 1900, en toont hoe Witsen zich ontwikkelt van een vurig en opstandig jongeling tot een gevestigd kunstenaar met enige faalangst, die aan het eind van zijn leven moeite had aansluiting te vinden bij de kunst van de jongere generatie. Onder de afzenders en ontvangers zijn bekende kunstenaars als de schilders Jacobus van Looy, Willem Bastiaan Tholen, Eduard Karsen, Jan Toorop, Isaac Israels, en de literatoren en dichters Willem Kloos, Albert Verwey, Hein Boeken, Frederik van Eeden en Arthur van Schendel. De brieven gaan over familie, vrienden en liefdes, over ruzies en misverstanden, successen en verdriet. Witsen schrijft over zijn kunstopvattingen en die van anderen, over zijn zoektocht naar onderwerpen op het platteland en in steden als Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht en Londen en zijn relatie tot de kunsthandel en de grillige kunstmarkt. Ook zijn fascinatie voor de fotografie en zijn reizen naar Amerika en Nederlands-Indiƫ komen aan bod. Deze bloemlezing verschijnt honderd jaar na Witsens overlijden en werd bezorgd en van verhelderend commentaar voorzien door Linda Modderkolk, Odilia Vermeulen en Ester Wouthuysen.