Samenvatting
Wat is waanzin? En wat is autisme? Hebben beide fenomenen een relatie met elkaar? Kan en mag men filosoferen als men waanzinnig en / of autistisch is? Wat omvat filosofie in dit geval? In dit boek worden deze vragen impliciet en expliciet beantwoord. Centraal concentreert het zich op het verschijnsel 'waanzin' en in relatie hiertoe komt 'autisme' aan bod. Een socratisch-filosofische praktijkvoering wordt uiteengezet, waarbij de waanzinnige en autist als bezoekers aan de filosofische praktijk verschijnen. Persoonlijke reflecties verlevendigen de inzichten hiervan. Al deze bieden een context voor de filosofische gedichten, die aanzetten tot meditatie. Zo staat alles in het teken van vertraging. De mens gaat als een ware slak diens gang en kruipt zo nu en dan in diens schulp. Hij of zij stelt trage vragen, terwijl niets ongedaan blijft. Het eigen dikke-ik wordt begrensd en transformeert zich vanzelf tot een diepe-ik, genietend van alle potentie ofwel onophoudelijke groei.