Samenvatting
Toen Rudolf Steiner in 1925 stierf, liet hij naast zijn vele geschriften en voordrachten een omvangrijk kunstzinnig oeuvre na. Dit omvatte gedichten en spreuken, plastieken, schilderijen en gebouwen en ook de vier toneelstukken die hij tussen 1910 en 1913 schreef en die hij "mysteriedrama"s" noemde. Dit boek bevat de eerste twee van deze drama"s. Zij laten de lotgevallen zien van een groep mensen die allen een ingrijpende ontwikkeling doormaken. De handeling krijgt een esoterische verdieping door de concrete toepassing van het karma en reïncarnatiebegrip en doordat ook bovenzinnelijke krachten en belevenissen worden gedramatiseerd. Zo worden bepaalde geestelijke wezens en hun werking op de personen van het drama op het toneel getoond. Steiners mysteriedrama"s zijn niet bedoeld als artistieke verpakking van antroposofische ideeën. Er worden concrete personages ten tonele gevoerd die worstelen met hun lot. Dit lot krijgt een geestelijke dimensie, doordat getoond wordt wat mensen tussen twee levens in de geestelijke wereld doormaken en hoe vorige levens doorwerken in latere. In het nawoord wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de drama"s en worden vele aspecten nader toegelicht. Het derde en het vierde drama zijn ook verschenen in deze reeks, onder de titel Mysteriedrama"s II (GA 14).