Samenvatting
In deze cyclus van vijf voordrachten werpt Steiner een grandioos licht op de kosmische achtergrond van het menselijk bestaan. Hoofdthema is de weg die de mens aflegt na de dood en die hem door de geestelijke regionen van de kosmos voert. Op die weg wordt hij begeleid door de geestelijke wezens (de zogenaamde hiërarchieën) die de behoeders van deze kosmische regionen zijn. Zij helpen de gestorvene stap voor stap zijn aardse daden en ervaringen te verwerken. Ook andere wezens - met name de mensen met wie wij op aarde verbonden zijn geweest - spelen een rol bij die verwerking. Op het verste punt van de reis na de dood vindt een soort ommekeer plaats. De gestorvene wendt zich terug naar de aarde en begint, weer met de hulp van hiërarchische wezens aan de voorbereiding van een nieuw leven op aarde. Deze korte, thematisch belangwekkende cyclus werd in november 1923 gehouden in Den Haag, voorafgaand aan de oprichting van de Antroposofische Vereniging in Nederland. Jaap van de Weg geeft in zijn nawoord adviezen voor de meditatieve verwerking van deze thematiek en brengt de inhoud van de voordrachten in verband met de huidige veranderende opvattingen omtrent leven en dood. (GA 231) Werken en voordrachten, deel a5.