Samenvatting
Dit boek schreef Rudolf Steiner samen met de Nederlandse arts Ita Wegman in de laatste jaren van zijn leven. Het verbindt inzichten uit de antroposofische fysiologie en natuurwetenschap met de medisch-therapeutische praktijk. Toen het in 1925 verscheen, waren in verschillende Europese landen waaronder Duitsland, Zwitserland, Nederland, Frankrijk, Engeland en Oostenrijk reeds enkele antroposofische artsen werkzaam. Het boek was bedoeld om voor een algemeen publiek duidelijk te maken waar het in de antroposofische geneeskunde, als uitbreiding van de toen bestaande reguliere geneeskunde, om gaat. Zo vindt men hier naast fundamentele inzichten in de fysiologie van de mens tevens voorbeelden van toepassingen van de antroposofische geneeskunde in het algemeen en in specifieke ziektegeschiedenissen. Ten slotte bevat het boek beschouwingen over geneesmiddelen die door Steiner zelf ontworpen zijn, zoals het hoofdpijnmiddel Biodoron en het middel tegen hooikoorts Gencydo. Het nawoord van arts en onderzoeker Christa van Tellingen gaat in op de achtergronden en de ontstaansgeschiedenis van het boek, en op de structuur ervan.