Samenvatting
De ontginning en herinrichting van grote delen van het Nederlandse heidelandschap en andere woeste gronden kwam aan het begin van de twintigste eeuw in een stroomversnelling. Het moderne Nederland kreeg in de periode 1930-1955 verder vorm, zowel maatschappelijk als landschappelijk.
Daarvoor moesten de handen uit de mouwen: in het kader van de werkverschaffing of werkverruiming zette de Nederlandse overheid in crisistijd tienduizenden werkloze mannen aan het graven. Tot in de jaren vijftig verrichtten zij hun zware landarbeid voor namelijk onder toezicht van de Nederlandsche Heide maatschappij (of ‘Heidemij’), een vereniging voor cultuurtechniek die in 1888 was opgericht. Onder andere het Twentekanaal, het Amsterdamse Bos en vele vierkante kilometers nieuwe landbouwgrond kwamen zo tot stand.
Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de Heidemij, onder leiding van de ambitieuze bestuurder Kees Staf, uitvoerder van de werkverschaffing. Maar dat niet alleen: gedurende de bezetting raakte de vereniging betrokken bij beleidsmaatregelen die het gevolg waren van de oorlog, zoals de tewerkstelling van Joodse mannen vanuit werkkampen. Na de bevrijding werd de Heidemij volop ingezet bij de wederopbouw.
Over de rol van de Nederlandsche Heidemaatschappij bij de werkverschaffing in crisis- en oorlogstijd bestond lang geen helder beeld. Werk in uitvoering vertelt op basis van heel diverse bronnen over de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de vereniging, en laat bovenal zien hoe er werd gewerkt aan de toekomst – op grond van het algemeen belang.