Fragment
De vraag wat een Nederlander nu precies een Nederlander maakt, mag zo oud zijn als Nederland zelf, maar de flauwe en gebrekkig gegeven antwoorden daarop maken het des te noodzakelijker om het eens in perspectief te plaatsen.
Bovenop de velen die zich in de loop der tijd in deze kwestie hebben verdiept, verscheen in 1964 ook een volledig rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau over de identiteit van een Nederlander: Denken aan Nederlanders. Een twee jaar durend onderzoek, waarvoor 5000 mensen werden geïnterviewd, leverde eigenlijk meer bewijs op voor hoe naïef de Nederlander is dan waaruit hij bestaat.
Terwijl de meerderheid van de Nederlanders van mening was dat een Nederlandse identiteit wel degelijk bestaat, was de onderbouwing even uitzichtloos als die van FvD-woordvoerder Freek Jansen, waar wij het later over hebben. Opvallend is wel dat uit het rapport bleek dat de meeste Nederlanders hun taal als het meest identificerende aspect beschouwen. “Verder werden genoemd: tradities en symbolen – Koningsdag, Dodenherdenking, oliebollen tijdens Oud en Nieuw en, jawel, de Nederlandse vlag – en kenmerken van het landschap of de omgeving: Nederlandse wolkenluchten, de polder, ‘onze’ strijd tegen het water.”
Met zulke uitslagen is het ook niet vreemd dat de Nederlander niet zijn uiterste best heeft gedaan om zijn typische en exclusieve eigenschappen – zoals verder in het boek naar verwezen – te beschermen en zijn land niet te laten overspoelen door vijandige eigenschappen. Hij kent zijn eigen eigenschappen niet eens, laat staan dat hij de noodzaak ziet om deze eigenschappen te beschermen.
×