Fragment
Als mens delen we legio overeenkomsten. Verwantschap verschaft ons de mogelijkheid tot identificatie. Dit leidt tot een gevoel van veiligheid en toebehoren binnen een groter geheel. Van deze positie profiteren we in het dagelijks leven. Zo biedt het bijvoorbeeld troost om een gesprek te voeren met iemand die op ons lijkt en onze behoefte/gevoelens schijnt te begrijpen. Gelijkenis stelt ons in staat om te verenigen, delen, communiceren en elkaar te beschermen. Deze verdediging lijkt echter niet op te treden wanneer iemand teveel afwijkt van de ‘mainstream’, de heersende norm. Ook binnen de menselijke soort ontmoeten we ‘de ander’. Op grotere schaal is dit al zichtbaar binnen oorlogen waarin men elkaar bevecht om het hebben van uiteenlopende geloofsovertuigingen en culturen. Maar zelfs in ons eigen kleine landje, Nederland, valt er een vijandigheid te bespeuren ten opzichte van mensen die niet genoeg op onze kudde lijken. De roep om normativiteit, in gang gezet door een gemeenschap, vertelt het individu zich te schikken naar de door de meerderheid gestelde regels.
Volgens Louis Althusser, een Franse filosoof, dicteert de dominerende klasse binnen een gemeenschap de heersende gedragsregels. Het instrument dat hierbij wordt gebruikt om haar normen te implementeren, door te voeren, kan worden opgedeeld in twee typen staatsapparaten t.w. de onderdrukkende en de ideologische versie. Het eerste type, de onderdrukkende staatsapparaten, omvat het leger, de overheid en het rechtstelsel. Het ideologische model daarentegen heeft betrekking op instituties zoals de kerk, onderwijs, familie, cultuur en media. Onderdrukkende staatsapparaten zijn openbaar en ontlenen hun effectiviteit overwegend aan dwang. Ideologische staatsapparaten zijn voornamelijk privé en werken hoofdzakelijk op een ideologisch niveau. Het is deze heersende ideologie die individuen interpelleert (aanspoort) en hen tot subject (individu/mensbeeld)maakt. Met andere woorden: ideologie vormt het subject. Herkenning van de vormende, onderwerpende macht van ideologie is lastig, omdat deze diens functie versluiert en zich voordoet als non-ideologisch. Herkend worden als een subject binnen deze geconstrueerde (gevormde) wereld verleent ons identiteit. Als gevolg hiervan onderwerpen de meeste individuen zich gewillig, zodat de onderdrukkende staatsapparaten enkel nodig zijn om orde te handhaven in extreme omstandigheden. Kortom: men moet wel gehoor geven aan de ideologische interpellatie, de ‘roep’ van de norm, om mee te kunnen tellen als subject. Deze interpellatie doet aanvankelijk een extern beroep op ons, maar wordt gaandeweg geïnternaliseerd. Het subject heeft dan niet langer een autonome (eigen) identiteit. Het is afhankelijk van medesubjecten en van sociale en culturele systemen ter bevestiging van diens subjectiviteit. Als gevolg is het subject eerder een collectief (gemeenschappelijk), inter-relationeel product dan een individuele en autonome (onafhankelijke) creatie.
Als er al enige mogelijkheid is om een ‘uniek’ persoon te zijn, zal het systeem hierop reageren door deze ‘zonderling’ terug te manipuleren naar de kudde. Dit is niet altijd negatief, het kan zelfs aanlokkelijk zijn; buiten de kudde lijkt het subject ‘niets’, heeft het geen erkende identiteit. Als men de norm niet gehoorzaamt wordt men buitengesloten, of voelt zich althans buitengesloten. De meeste mensen lijken goed om te gaan met de nodige aanpassing aan de norm, desalniettemin blijven er genoeg over die ontzettend lijden. De internalisatie van de norm lijkt dus niet feilloos te werken voor iedereen. Om erbij te horen, voelt het voor hen alsof ze een masker of sluier dragen. Als kameleons proberen ze zich aan te passen aan het door de massa voorgeschreven gedrag en de opgelegde representatie, zonder daarbij de innerlijke overtuiging te voelen dat dit is hoe ze zouden moeten zijn. Met andere woorden: ze proberen zich aan te passen aan de norm, niet omdat ze hierin geloven, maar om te worden (h)erkend en bevestigd als subject, zodoende zich aanpassend om anderen tevreden te stellen. Dit leidt niet alleen tot grote psychologische problemen, maar beïnvloedt ook het lichaam, aangezien het lichaam een communicatiemiddel wordt van hun psychologische kwellingen. Lichamelijke inscripties, zoals vrouwelijkheid of culturele gebruiken, tonen de immense worsteling die sommigen moeten ondergaan om hun anderzijds onleefbare levens het hoofd te bieden. Het lichaam wordt deel van een discours of vertoog, dat het verhaal van worsteling en lijden verteld.
Volgens Judith Butler, een Amerikaans filosofe, ondergaat iedereen lichamelijke inscriptie (inkerving), wat tevens leidt tot insluiting: maar het is het lichaam dat niet goed bij de norm past, of althans niet moeiteloos, dat lijdt aangezien het nooit geheel één zal en kan zijn met het ideaal. Dit is waarom Butler het lichaam en diens lichamelijke normen vooropstelt in haar analyse van gender performativiteit (het idee dat je niet man of vrouw bent, maar je als zodanig gedraagt). Normen geraken met terugwerkende kracht ingeburgerd en niemand kan helemaal aan de eisen voldoen: zelfs de ‘toegetredenen’ kunnen nooit volledig toetreden. Zij worden onophoudelijk ‘herbenoemd’ via een proces van herhaling dat beperkte mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van nieuwe normen. Echter, een dergelijke nieuwe norm kan niet bewust in gang gezet worden door afzonderlijke individuen, maar kan zich enkel geleidelijk over een tijdspanne ontwikkelen d.m.v. collectieve herarticulatie (het herhaaldelijk, gezamenlijk uiting geven aan bepaalde gedragingen).
Deze thesis richt zich, door te kijken naar anorexia nervosa, op een specifieke vorm van lijden veroorzaakt door een normativiteit (aangevend wat gewenst en normaal is) die betrekking heeft op de vorm van het lichaam. In plaats van geacht te worden het gedrag aan te passen om erbij te horen, wordt het lichaam zelf nu gezien als het doelwit van verandering. Waarom is dat zo? Wat is de relatie tussen ‘de roep’ om normativiteit en de stem van anorexia nervosa? Waarom is het voor sommige mensen gemakkelijker dan voor anderen om gehoor te geven aan de roep om normativiteit? Op wat voor manier speelt onze cultuur een rol in wie wij zijn en hoe ons lichaam is gevormd? Hoe werkt performativiteit (herhalen van culturele normen), gezien als normatief proces, maar ook als een manier om het rijk der discours dat onze identiteit constitueert te ‘hinderen’, onder deze gegeven omstandigheid? Hoe wordt de stem van anorexia nervosa zo krachtig? Is anorexia nervosa een ziekte of een leefwijze; maakt het deel uit van je identiteit of is het een gedragskeuze?
Deze vragen houden mij bezig en ik probeer een beter inzicht te verkrijgen door de perspectieven betreffende anorexia nervosa, zoals gepresenteerd in het boek Thin door Grace Bowman, de film Black Swan geregisseerd door Darren Aronofsky en pro-ana websites te analyseren.
×