Samenvatting
In Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin beschrijft Jan Brokken de wortels van de Antilliaanse muziek en de invloed die Europa heeft uitgeoefend. Het verhaal leest als een ontdekkingsreis: het voert de lezer een kleurrijke en volslagen onbekende wereld binnen.
De Curaçaose componisten Jan Gerard Palm, Rudolf Palm, Jacobo Palm, Edgar Palm begonnen hun dag op identieke wijze: ze stonden om zes uur op en speelden Chopin. De in New Orleans geboren Louis Moreau Gottschalk kleedde zich als Chopin, kapte zich als Chopin en stierf op veertigjarige leeftijd, evenals Chopin. Hij schreef in 1860 de eerste ragtime en opende de weg van de Caribische dansen naar de jazz. Jazzmusici uit Martinique en Guadeloupe maakten nadat ze in de Eerste Wereldoorlog hadden gevochten de mazurka Souvenirs de Saint-Pierre populair in Parijs. Het zwarte jochie Electo Rosell, dat razendsnel piano kon spelen, kreeg in Havana de bijnaam Chepín en formeerde in 1932 het dansorkest Chepín-Chovén. De violist Jacobo Conrad combineerde walsen en dansen met de Afrikaanse tumba en tambú. De Koloniale Raad van Curaçao verbood in 1936 de tambú bij wet. Wim Statius Muller schreef tumba's, calypso's, mazurka's, en werkte voor inlichtingendiensten. Jazzpianist Randal Corsen restaureerde de walsen en nocturnes van zijn betovergrootvader Joseph Sickman. De Curaçaose zangeres Izaline Calister zong in 1999 de Mazurka Erotika en stond in 2000 op de praalwagen van het carnaval.