Fragment
In twee werelden
‘Kijk,’ zegt Rick als we ’s avonds onze slaapzakken uitrollen op de dunne, harde matrassen die op de grond liggen. ‘Beestjes.’
Ik zie wat insecten wegrennen en in de hoeken van onze kamer zitten enkele spinnen, maar ik probeer er geen acht op te slaan en wil
absoluut niet onder de matras kijken om te zien wat daar huist. Ik ben moe en wil gewoon slapen. Als ik me druk maak over beestjes doe ik geen oog dicht.
Midden in de nacht word ik half wakker van gekriebel op mijn wang. Ik veeg over mijn gezicht om het te stoppen, maar het gaat door
en plots ben ik klaarwakker. Wanneer ik mijn hoofdlampje te pakken heb en op onderzoek uitga, zie ik een aantal pissebedden over mijn
kussen marcheren. Kennelijk lig ik op hun wandelroute en kozen ze de kortste weg. Ik veeg ze weg, schud mijn kussen uit en val weer in
slaap. Gek genoeg vind ik pissebedden best sympathiek en zou ik kakkerlakken en spinnen wat minder relaxed vinden. Als ik in de ochtend Rick vraag of hij ook beestjes in bed had, antwoordt hij bevestigend.
‘Ze liepen over mijn hoofd,’ zegt hij droogjes.
‘Gaan jullie straks alvast maar vooruit,’ zegt Tenzing tijdens het ontbijt.
We begrijpen dat we eerst een stukje omhoog moeten vanuit het dorp, om daarna een meter of tweehonderd af te dalen naar de rivier,
waar het bakje hangt.
Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Weer moeten we eerst door de velden naar de onderkant van de helling, waar we op een
zandpad komen dat door een bulldozer is gemaakt. Door mul zand is niet te fietsen, dus zit er niets anders op dan de fietsen te duwen. Op grote hoogte moet je lijf ’s morgens even wennen en dat voelt alsof we totaal geen conditie hebben. Gelukkig duurt de klim niet lang en staan we vrij snel op de helling, vanwaar we een spectaculair uitzicht hebben op de diepte onder ons. Steile paadjes slingeren naar beneden, waar het felle turquoise rivierwater van de Tsarap-rivier het bruine rivierwater van de Kurgiak rivier ontmoet. Aan de overzijde staan drie huizen, wat Purne moet zijn.
×