Samenvatting
Harald Lamers en zijn broer Udo trokken maan-denlang per motor door onherbergzame gebieden in Afrika. Ze begonnen in Delft en sloten de reis af op Kaap de Goede Hoop. Onderweg trotseerden ze woeste rode modderstromen, hitte, zand, vijandige bevolking en corrupte grensbewakers. Harald beschrijft vooral deze laatste categorie meesterlijk.
Waar de weg ophoudt, begint het afzien. Maar samen met zijn motor, die hij liefkozend Suzie noemt, slaat Harald zich overal doorheen. Hij weet het gevoel van vrijheid, dat een reiziger met eigen vervoer vaak heeft, heel aanstekelijk over te brengen. Zijn beschrijvingen zijn beeldend en vol prachtige, laconieke humor.