Fragment
Ze begint aan de lange afdaling langs het steile kronkelende pad naar het dorp in de diepte, aan de voet van haar vesting. Allerlei wilde bloemen sieren de natuurstenen gestapelde muurtjes die het pad omzomen. Hier en daar woekert een bramenstruik op de rotsachtige helling eronder. Op verschillende niveaus grenzen kleinere en wat grotere plateaus aan het pad. Het zijn de afgeplatte toppen van grote rotspartijen die trapsgewijs haar vesting omringen. Smalle doorgangen in de muurtjes geven toegang tot de tuinen die er op zijn aangelegd. Overal groeien knollen en wortelen of fruitbomen, op de grootste kleurt de tarwe al geel. Op weer andere plateaus staan druivenstruiken of koolplanten. Bloemen verspreiden heerlijke geuren, hoe anders ruikt het tussen de kleine stenen huizen van haar horigen.
×