Samenvatting
Geboren in 1935, maakte de auteur al gauw kennis met de Tweed Wereldoorlog. De bruggen werden opgeblazen en alle etalageruiten, in het centrum van Maastricht, kletterden op straat. Bombardementen volgden. Tijdens de bevrijding zat hij in de kelder van een huis tussen twee loopgraven. In de V-1 periode werd les gegeven in een kelder, twee uur per dag. Daarna op straat: vuurtje stoken, Amerikaanse sigaretten roken, op het stoeltje zitten van een kanon en met kogels experimenteren. In het sanatorium werden de jongens geknipt door twee (zingende) kappers, die op 'de Dikke en de Dunne' leken. Een strenge non, die de zaal binnenkwam, was verbijsterd toen ze de kappers zag dansen. Als revuegirls, met zwaaiende benen, zongen ze: "Vrolijk zullen we altijd blijven!" Dit werd de lijfspreuk van de schrijver en gaf hem moed, o.a. in Aken, waar hij tijdens het 'Wirtschaftswunder' tot fotograaf werd opgeleid. Met zijn broer liftte hij naar Parijs en Valencia. Daarna was hij sterk genoeg om het verleden van zich af te gooien. Vooral toen hij in Parijs de 'Prix Nièpce' won. Voor zijn kinderen schreef hij dit bizarre verhaal alsnog. Om ze te leren dat je altijd vrolijk moet blijven! Zin of geen zin