Samenvatting
In Vroeger waren we onsterfelijk vertelt Bert Keizer hoe hij als kind van de sixties de kerk uit liep, voor The Beatles viel en na vele omwegen in een Engelse universiteit belandde om filosofie te gaan studeren. Een carrière als academisch filosoof schrikte hem af en hij zocht een goed heenkomen in de medische faculteit, om via die route in het volle leven te belanden. In dit boek reist Keizer weg uit het katholieke Amersfoort, waar hij ooit misdienaar was, naar de goddeloze maar niet minder verwonderlijke wereld waarin wij nu rondtobben. Leven is behelpen, vindt hij, en vanuit die grondhouding heeft hij behartenswaardige dingen te zeggen over geloof en literatuur, filosofie en geneeskunde. Met wat hulp van zijn persoonlijke favorieten - Beckett, Wittgenstein, William Osler - slaagt hij erin om net iets te meer te lachen dan te huilen. Maar het scheelt niet veel. 'Als jongetje vond ik de kerk niet echt vervelend, geloof ik, maar het werd pas leuk toen ik misdienaar werd. Ik koesterde zelfs vagelijk priesterlijke ambities, waarbij ik aanteken dat ik niet wist wat celibaat was. De vanzelfprekendheid van het christelijke wereldbeeld uit die jaren is mij nog altijd dierbaar. Toen waren we onsterfelijk, maar we wisten het niet.' - Bert Keizer