Samenvatting
Friesland wordt in de historiografie vaak voorgesteld als een moderne landbouwprovincie gelegen in de periferie van het rijke gewest Holland. De provincie zelf zou nauwelijks opgenomen zijn in internationale verbanden. Dit is echter een beeld uit de negentiende eeuw dat ook vaak op de periode daarvoor is geprojecteerd. De geschiedenis van de scheepvaart in Makkum toont aan dat in de periode vóór 1800 Friesland wel degelijk over internationale connecties beschikte. Friese schippers dienden in de achttiende eeuw met hun kofschepen als de vrachtvaarders van Europa: van Danzig, Koningsbergen en Sint Petersburg tot aan Amsterdam, Bordeaux en Lissabon. In Makkum ontstond de schippersgemeenschap uit de lokale behoefte om kalk en baksteen naar grote steden te exporteren. Doordat de schippers geweldig wisten in te spelen op de kansen die de markt van het vrachttransport hen bood wisten zij uit te groeien tot een belangrijke speler in het Europese vrachtverkeer. De familie Kingma was een prachtig voorbeeld van een succesvolle schippersfamilie. Begonnen als schippers wisten zij rijk te worden en zich op te werken tot reder en koopman. Door de scheepvaart in opdracht van kooplieden uit grote steden maakte Makkum in de achttiende eeuw een bloeiperiode door. Daar kwam een eind aan door de rampzalig verlopen Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) en vooral de Franse periode. In deze periodes werden veel schepen gekaapt en het varen voor de schippers bijna onmogelijk gemaakt. Na deze periode bleven er weinig schippers over in Makkum.