Samenvatting
De vader van Kees is Joods. Hij weet wat hem te wachten staat als in mei 1940 de bommenwerpers griezelig laag overvliegen, en hij neemt een drastisch besluit. Kees’ moeder grist de jassen van de kapstok en halsoverkop vertrekt het gezin over de Belgische grens. In België moeten ze hun auto achterlaten; in een legervrachtwagen gaat het gezin door naar Hasselt. Dan naar Brussel, en in een overvolle trein naar Parijs. De trein wordt beschoten. Kees is dan een jongetje van zes; voor hem is alles even onbegrijpelijk als angstaanjagend. En het voorgaande is pas het begin van een chaotische vlucht die vijf jaar duurt. Vijfenzeventig jaar na afloop van de vlucht kan Kees van der Sluis er nog steeds moeilijk over praten. Erover tekenen gaat wél: in tien jaar tijd maakt hij maar liefst achthonderd tekeningen. Een explosie van emoties. Pas daarna vindt hij de woorden voor dit oorlogsverhaal, dat de lezer onweerstaanbaar meesleept op een bange tocht om het onheil voor te blijven.