Fragment
Het is gedaan. Het einde van de studententijd kondigt zich aan. Relaties, werk en familie; het is op alle vlakken niet gelopen zoals gehoopt. De vriendengroep die mij aan een baan had kunnen helpen heb ik vroegtijdig verlaten en de bijbaan die ik voorlopig nog van invulling voorzie is verre van een dreamjob.
Een enorme belofte die maar niet uit lijkt te komen, dat ben ik. Ik woon helaas nog steeds thuis bij ma en haar vriend. Ze hebben me bekant (dat is goed oud-Nederlandsch en betekent hetzelfde als bijna / zo ongeveer / welhaast) opgegeven, maar ze zijn te lief om dat toe te geven. Ik zit hier zolang dat ik onderdeel van het meubilair ben geworden. Volgens mij hebben ze soms niet eens door dat ik er nog ben en dat is ook niet zo gek, want de meeste dagen breng ik liggend door op bed.
Donkere dagen op een zolderkamer, met af en toe een uitstapje naar een willekeurig stadscentrum, zo zou je het einde van mijn studententijd op de meest troosteloze wijze wel kunnen omschrijven. Wat ik daar precies van heb opgestoken? Geen idee. Jarenlang deed ik alsof. Alsof ik goed was in vrouwen versieren bijvoorbeeld, maar eigenlijk zocht ik steeds gespannen naar iemand om mijn verhalen aan kwijt te kunnen.
×