Fragment
Op 18 juni 1815 vindt de Slag bij Waterloo plaats. Zuidelijk van Brussel, op het grondgebied van de gemeenten Eigenbrakel en Waterloo, vechten 124.000 Fransen met Keizer Napoleon tegen het Engels-Hollandse leger, ofwel 97.000 man aangevoerd door de Hertog van Wellington, en het Pruisische leger. Dat bestaat uit 117.000 man en wordt geleid door veldmaarschalk Blücher.
Na een acht uur durende strijd eindigt de veldslag met een nederlaag voor de Franse troepen. Ze worden met een tangbeweging ingesloten door de Engels-Hollandse en Pruisische troepen. Er vallen bijna 9.500 doden en 32.000 gewonden. Het telegram over de overwinning verzendt the Duke of Wellington vanuit Waterloo, waar hij zijn kampement heeft opgeslagen. Zo krijgt de veldslag de naam van deze stad.
Jan Egbertus van Gorkum is tijdens de slag de oudste stafofficier van generaal Jean Victor baron de Constant Rebecque (* Genève 22 september 1773 † Schonfeld Silezië 12 juni 1850). In 1815 was De Constant chef-staf van de Nederlandse troepen onder de Prins van Oranje. De generaal speelt een belangrijke rol bij de Slag bij Quatre Bras en de Slag bij Waterloo. Op 8 juli 1815 wordt hij benoemd tot Commandeur in de Militaire Willemsorde.
Ook Jan Egbertus van Gorkum levert een wezenlijke bijdrage aan de overwinning bij Waterloo. Tijdens de slag weet Jan de blijvende toevoer van munitie naar het slagveld te garanderen. De toevoer dreigt te blokkeren, omdat het verkeer op de wegen tussen Brussel en Waterloo volledig is vastgelopen. In de daarop volgende dagen verleent hij als rechterhand van Prins Frederik der Nederlanden, de tweede zoon van koning Willem I, belangrijke diensten aan het vaderland, vooral bij de verovering van Quesnoy en de blokkade van Valenciennes.
Jan Egbertus van Gorkum draagt, zo luidt het militair-romantische familieverhaal, tijdens de Slag bij Waterloo in zijn borstzak het miniatuurportret van zijn vrouw Jacoba Lydia Maria. Het portret redt hem het leven. Als de vijand een kogel op hem afvuurt, ketst deze af op het medaillon!
×