Fragment
(...)
3:41 uur
Weer die stemmen, geroezemoes. Hij voelt dat zijn polsen worden losgerukt uit de teugels, iemand pakt hem onder zijn oksels en sleept hem van het metalen bed met de punten af. Er wordt een deken over hem heen gelegd. Hij wil tegenstribbelen, maar zijn lichaam doet niet wat hij wil. Hij ziet continu lichtflitsen, die gepaard gaan met een gevoel alsof duizenden naalden zijn hersenen perforeren. Zijn ademhaling is onregelmatig. De tinteling komt terug en hij verliest het bewustzijn.
Een ijskoude golf water brengt hem bij. Hij ziet niets dan een donkere leegte, waarin hij naarstig naar adem hapt. Het water brandt in zijn longen en hij zakt langzaam naar de bodem.
7:07 uur
In de verte klinkt vaag het blaffen. Hij hoort het getik van de regen en het klotsen van het water. Een harde monotone piep schelt door zijn hoofd, zijn ogen lijken uit zijn kassen te ploppen en hij heeft stekende hoofdpijn. Hij wil bewegen, zich oprichten, maar zijn lichaam geeft niet mee. Hij voelt zijn benen niet meer. Zijn ogen krijgt hij niet open en zijn armen zijn verlamd.
De pijn in zijn hoofd wordt erger, hij ziet lichtflitsen, zijn lichaam verkrampt en hij wil het uitschreeuwen van de pijn. Maar er komt niets, geen geluid, geen beweging. Alleen die helse hoofdpijn.
Hij zakt weer weg in een diepe, allesomvattende en allesvergetende bewusteloosheid.
(...)
Ruim dertig jaar later, 2 april
Rechercheur Jan Vos loopt met zijn handen diep weggestoken in zijn dikke winterjas door een dunne laag sneeuw. Het witte goud zoals hij sneeuw altijd noemt, kraakt onder zijn stevige wandelschoenen. Het is schemerdonker, in de verte gloort de rode gloed van de opkomende zon. Vos is er vroeg op uit om zijn hoofd even helemaal leeg te maken. Hij is rond zessen op de fiets gestapt en naar Heumensoord gereden, het grote naaldbos ten zuidoosten van Nijmegen.
(...)
×