Samenvatting
Kostenbeheersing is al vele decennia een centraal thema in de geschiedenis van de gezondheidszorg en collectieve uitgaven. De auteurs gaan in een tweeluik in op de vraag hoe het kostenbeheersingsbeleid in de jaren 1966-2017 werd ontwikkeld onder invloed van de politieke en maatschappelijke visies. Dit boek is het eerste deel van dit tweeluik.
De algemene toegankelijkheid tot sociale zekerheid en zorg werd in 1968 voltooid met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De overheid was zich toen, en nu nog steeds, bewust van de noodzaak dat de kosten van zorg en zekerheid dienden te worden beheerst: door te sterke groei ten opzichte van het nationaal inkomen zou de ruimte voor andere publieke uitgaven worden verdrongen.
Kostenbeheersing voor gezondheidszorg werd vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw daarom als regeringsbeleid beschouwd. Dit beleid werd in 1966 voor het eerst geschetst in de Volksgezondheidsnota en vanaf 1970 vormgegeven door het samenspel van overheid, politieke en maatschappelijke partijen als artsen en ziekenhuizen, verzekeraars, vakbeweging, werkgeversorganisaties en een bonte rij beleids- en adviesinstellingen.
In de jaren zeventig betekende dit ordenen, structureren en regionaliseren. Kaderwetgeving als de WZV, de WTG en de WVG vormden de ijkpunten waarbinnen de landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden met maatschappelijke partijen volledig nieuw beleid moesten ontwikkelen. Vanaf 1980-1986 veranderde het beleid van ordening door de overheid naar een ordening waarbij de overheid meer op afstand zou staan: door gereguleerde marktwerking. Dit resulteerde in de eerste fase van de stelselwijziging gezondheidszorg. Die werd in 1995 afgesloten door aanpassingen en vertragingen in het beleid door het kabinet Kok-I. Vragen hierbij zijn: Waaruit bestonden het beleid en de instrumenten voor kostenbeheersing in deze periode? En: hoe effectief was dit beleid?
Kostenbeheersingsbeleid in de zorg blijkt complex. Economische en sociale ontwikkelingen, belangenbehartiging, ideologie, machtsverhoudingen en vormgeving door het politiek en maatschappelijk debat zijn soms dominante, soms onderliggende factoren, waardoor de actoren in wisselende allianties en configuraties het beleid laten ontwikkelen of laten vastlopen: een lange geschiedenis met taaie processen en soms verrassende wendingen.