Fragment
Opwindend kan ik dit pas heropende, provinciale museum niet vinden. Ik slenter door een zaal met stillevens, portretten en landschappen. De meeste zijn van lokale schilders uit de 17e en 18e eeuw. Ik hoop dat de afdeling moderne kunst, die in een nieuwe vleugel is ondergebracht, me wel zal boeien. Er is nauwelijks publiek en dat bevalt me wel. Op een aantal plekken ben ik het liefst alleen. Dit is er één van.
In een hoek van de volgende zaal zie ik een tweedelig kamerscherm staan. In de toelichtende tekst op de muur lees ik dat dit kamerscherm heeft toebehoord aan Mata Hari. Mijn loomheid is meteen geweken. Ik buig voorover en bewonder de afbeeldingen van bloemen, druiventrossen, vogels en vlinders, ingelegd in ivoor en paarlemoer.
Ik loop naar de andere kant van het scherm en neem de gedaante aan van een Franse officier ten tijde van la Grande Guerre. Ik kijk om me heen en zie een fles cognac op een mahoniehouten tafeltje staan. Ik schenk een glas in, mijn hand trilt van vermoeidheid en ik mors op de mouw van mijn uniformjas. Mijn uniform stinkt naar kruitdamp, vocht, ratten, bloed en nu ook naar alcohol. Ik trek de jas uit en gooi hem over de sofa. De officiersinsignes naar boven gekeerd.
Waar blijft die vrouw? We hebben toch een duidelijke afspraak? Afspraak is afspraak, dat geldt ook voor Mata Hari. Ik moet tenslotte over een paar uur weer bij mijn manschappen zijn.
Ik kijk naar mijn laarzen. Bruin, zwart? Wat is nou de oorspronkelijke kleur? Modder uit de loopgraven heeft ze grauw gemaakt. Ik sjor ze uit en gooi ze aan de kant. Mijn geweer staat tegen de muur. Mag ik ook wel eens schoonmaken. Vooral de bajonet. Ben blij dat ik hem heb. Zonder mijn bajonet had ik hier nu niet gezeten. Ik grijns. Niet gezeten inderdaad, gelegen had ik, maar niet hier. In de hel daarbuiten, zoals veel kameraden daar nu liggen.
Ze is er nog steeds niet. Eerst opwinden en dan laten wachten. Echt vrouwengedrag.
×