Samenvatting
Niet omkijken. Rustig lopen. Gewoon doen. Toons hart bonkt in zijn borstkas, maar aan de buitenkant is niets aan hem te zien. Dat weet hij zeker. Hij haalt diep adem, doet zijn kraag omhoog en steekt de handen in de zakken van zijn jas. Zo kalm mogelijk loopt hij. Uit zijn ooghoek denkt hij Hans te zien, maar ze geven allebei geen teken van herkenning. Hans slaat een zijstraat in. Heel goed. Precies zoals Hans daarstraks om twaalf uur zei: ‘Vanaf nu is het ieder voor zich. Hoe meer we uit elkaars buurt blijven, hoe veiliger het is.'
Het is januari 1944 en Toon moet onderduiken. Wie had dat een jaar geleden kunnen denken? Toen kwam hij net van het seminarie af en wist hij niets van de wereld. Nu rolt hij van het een in het ander. En als hij een onderduikplaats vindt in de Peel, komt hij in aanraking met een militante verzetsgroep…