Samenvatting
'Schrijven moet je alleen wanneer je voelt dat je iets totaal nieuws en belangrijks in je hebt, dat helder is voor jezelf, maar niet voor andere mensen, en wanneer de behoefte om daar uitdrukking aan te geven je niet met rust laat,' schreef Tolstoj eens in een brief aan een vriend. Deze innerlijke noodzaak om te schrijven heeft Tolstoj zijn hele leven gevoeld: een zeer omvangrijk en groots oeuvre van vele verhalen en romans als Oorlog en vrede en Anna Karenina komt eruit voort. In 1851 reisde de jonge graaf Lev Tolstoj met zijn broer die officier was in het tsaristisch leger mee naar de Kaukasus. Hij deed mee met militaire acties, ging zelf in dienst en nam vervolgens deel aan de oorlog op de Krim. Het fenomeen oorlog fascineerde hem; hij analyseerde wat er gebeurde, hoe mensen zich tijdens een oorlog gedragen en wat de dood van een mens eigenlijk betekent; hij legde zijn ervaringen zonder pathos en overtrokken patriottisme en moralisme vast in de 'Sebastopolverhalen', die op lezers in heel Rusland grote indruk maakten en het begin van zijn doorbraak als schrijver betekenden. Na zijn periode als officier reisde Tolstoj door West-Europa en vestigt hij zich vervolgens op zijn landgoed; hij ontwikkelde zich als schrijver en componeerde een aantal van zijn beste verhalen, zoals 'Twee huzaren', 'Huiselijk geluk' en 'De kozakken'. Zijn grote vermogen om tot in de kleinste nuances van het karakter van zijn personages door te dringen - of het nu adellijke lieden, officiers, gewone militairen of boeren zijn - blijkt uit al deze verhalen. Deze bundel omvat de verhalen van de jonge Tolstoj, geschreven tot aan de periode dat hij aan zijn grote epos Oorlog en vrede begon, en biedt een moreel en ironisch-kritisch beeld van het negentiende-eeuwse Rusland maar vooral ook van de schrijver zelf.