Samenvatting
'Ik haat het schrijven "om den brode", of voor "roem",' schreef Hans Lodeizen op 18 september 1949. 'Al het schrijven wat niet op de een of andere manier helpt te leven is vergeefs.' Een klein jaar later was zijn debuutbundel Het innerlijk behang verschenen en hijzelf overleden.
De tragiek van de jonggestorven dichter heeft altijd tot de verbeelding van zijn lezers gesproken. Nog maar net had hij zijn eigen dichterlijke stem gevonden en alles hield op. De ontvangst van zijn debuut heeft hij nog net mogen meemaken, maar de reputatie die hij later opbouwde niet meer.
Volgens velen luidden zijn gedichten de moderne na-oorlogse poëzie in. Lodeizens poëzie is weemoedig maar ook speels; ingekeerd maar ook met een open vizier naar de veranderende wereld, en verrassend vrij van taal, metrum en klank. Hij stal er niet alleen de harten mee van degenen die de Vijftigers waardeerden, de dichtersgroep die na hem ten tonele verscheen, maar ook van generaties jonge lezers nadien. En nog altijd is Lodeizen voor veel poëzielezers de eerste dichter met wie ze kennismaakten.
Na Het innerlijk behang verschenen in de loop der jaren twee omvangrijker bundels van Lodeizen, waarvoor de dichters Bloem, Greshoff en Morriën zorgdroegen. In 1996 verscheen voor het eerst de Verzamelde gedichten, voortgekomen uit nauwkeurige bestudering van zijn nalatenschap. De voorliggende uitgave als Van Oorschot - Hardcover betreft de tweede druk.
Zie ook de onthullende biografie Hans Lodeizen van Koen Hilberdink uit 2007, waarin onder meer zichtbaar wordt hoe belangrijk de ontdekking van zijn eigen poëzie was voor Lodeizens identiteit. In zijn gedichten vond hij zichzelf - zo hielp de poëzie hem tóch te leven.