Samenvatting
Verzameld werk 2. Archetype en onbewuste
Carl Gustav Jung zag de psyche als een geheel waarin zowel het bewuste als het onbewuste een rol speelt. In het onbewuste bevinden zich psychische inhouden die niet tot het bewustzijn zijn doorgedrongen. Gaat het om vergeten en verdrongen ervaringen die een mens gedurende zijn leven heeft opgedaan, dan spreekt hij van het persoonlijke onbewuste.
Deze diepere laag, het onbewuste dat alle mensen gemeen hebben, noemde hij het collectieve onbewuste. De psychische inhouden van het collectieve onbewuste duidde hij aan met de term 'archetypen'. Kenmerkend voor archetypen is dat ze overal zijn terug te vinden: in dromen, sprookjes en mythen over de hele wereld. Jung ging ervan uit dat ze aangeboren zijn.
In dit boek worden met name het moederarchetype en het kindarchetype uitvoerig besproken. 'De geest in het sprookje' behandelt het optreden van archetypen in sprookjes (de held, de oude man, de heks, het behulpzame dier, enzovoort). Verder gaat Jung in op het begrip 'anima' (het vrouwelijke in de man), en bespreekt hij het fenomenen 'synchroniciteit', dat met de archetypen in verband staat.