Samenvatting
Koos Smedes noemt zich in zijn gedichtenbundels Koos de Oudere en Koos de Jongere. De Oudere bezingt de smart en de schoonheid van het leven. De Jongere valt keer op keer voor het fenomeen liefde. Het leven is in de optiek van Koos Smedes een grote droom en aan de groengroene Ardennen, een golvend dromenland, heeft hij zijn hart verpand. Daar schreef hij zijn gedichten over het in natuur versmolten alleen-zijn. Alle poëzie, in notitieboekjes, op stukjes papier, of in mappen, heeft hij ten leste, op aandringen van vrienden en zijn dochter Judith, met eindeloos geduld ontcijferd en met stijgende verbazing uitgetikt. Het raakte hem diep. Het verleden leefde weer op en zijn oude lijf gloeide. Zijn gedichten zijn op rijm. Evenals Gerrit Komrij meent hij dat hij daarmee in de pas loopt van de mens door de eeuwigheid heen. Gedichten zonder rijm is voor hem poëtisch proza. Hij mint Slauerhoff, Toon Hermans en boven allen Piet Paaltjens. In Snikken en Grimlachjes vindt hij zijn bijbel. Deze zal met hem over nog een X-aantal jaren voor eeuwig worden begraven. Nu ja, slechts één exemplaar dan. Koos Smedes was chef van de redactie toerisme van het toen zo andere Algemeen Dagblad en kreeg er de ridderorde voor. Ook heeft hij zeven toeristische boeken op zijn naam staan.