Samenvatting
Even beeldend als precies beschrijft de Italiaanse auteur Marina Jarre het verhaal van haar bijzondere jeugd, die begint in Letland in de jaren 1920 en '30. Zij wordt geboren in een gecompliceerd gezin: haar ongrijpbare, knappe vader - een Letse jood die in 1941 omkwam in de holocaust -, haar strenge moeder - een Italiaanse protestant die Russische literatuur vertaalde; haar zus, haar Letse grootouders. Jarre vertelt over haar kindertijd en puberteit, eerst als Duitstalige minderheid in Riga, en over daarna haar leven in Italië. Na de scheiding van haar ouders in 1935 wordt ze naar haar grootouders van moederskant gestuurd, Franstalige protestanten in de Alpenvalleien ten zuidwesten van Turijn, geen vanzelfsprekend thuis voor een jood in fascistische Italië.
Deze memoires zjn van het niveau van Geheugen, spreek van Vladimir Nabokov of Annie Ernaux's De jaren. Ze gaan over tijd, taal, vrouwelijkheid, verbondenheid en vervreemding, en centraal staat de vraag wat een thuis betekent voor degenen die er geen hebben, of meer dan één.