‘Ik word liever kunstenaar,’ zeg ik. Vader zucht en zegt: ‘dat is een heilloze weg naar een gesubsidieerd armeluisbestaan, het ophouden-van-het-handje en het invullen van drie miljard formulieren tot genoegen van bijgoochems die in warmgestookte overheidsgebouwen tussen 9 en 5 hun aambeien zitten te föhnen en verder niks beters te doen hebben dan hardwerkende mensen het leven tot een hel te maken.’ Hij staart daarbij vanuit zijn fauteuil moedeloos naar het grote doek van De Jongh tegenover hem aan de muur. ‘Kunstenaar,’ herhaalt hij en kijkt me aan alsof hij poep ruikt.
‘Mocht die commandotraining er nou niet in zitten, omdat ze een of ander gebrek bij je constateren, een ruisje in je hart ofzo, dan kan je ook altijd nog naar Harderwijk,’ zegt hij. In Harderwijk is een ‘school voor spionnen’ en voor mensen die goed in talen zijn en die daar Russische berichten leren ontcijferen. ‘Je hebt taalgevoel, dus als het gewapend gevecht niet je specialisme kan worden, dan maar zoiets. Zorg dat je goed voorbereid bent, dan heb je nog tijd om te bedenken wat je het liefst kiest: commando’s, parachutisten of mariniers.’
‘Nee, liever niet,’ zeg ik. ‘Godverdomme,’ zegt hij,’ op alles wat ik beweer, zeg jij nee.’ ‘Nee hoor,’ zeg ik.
×