Samenvatting
Zacht valt de voordeur in het slot, Loek gaat naar zijn werk. Nog even en de zon geeft de binnentuin weer zijn vertrouwde vorm. Het is stil, alsof de wereld inademt, alleen het bordje aan de gevel beweegt onmerkbaar in de wind. 'Chambre dood'; de letters bloeden roest.
Loek is als biogeneticus werkzaam bij een groot bedrijf, totdat hij erachter komt dat daar, ondergronds, gewerkt wordt aan projecten die de mens fundamenteel zullen gaan veranderen. Heeft hij meegewerkt aan deze giftige projecten in de tijd dat hij voor het bedrijf werkzaam was in Afrika? Hij weet het niet meer. Dat gat in zijn herinnering ligt als een vooruitgeworpen schaduw over zijn toekomst.
Een zinderende leegte, dorst, wanhoop. Steeds vaker doemen flarden uit de spelonken van zijn vergeten verleden op, en steeds nadrukkelijker dringt het onontkoombare tot hem door. Verborgen achter satijnzachte zandsluiers wacht een jongetje, al twintig jaar, en iedere dag tekent zijn kleine gestalte zich scherper af tegen de oneindigheid van de Sahara. Loek heeft het dierbaarste gevonden én verloren in de Afrikaanse woestijn. In negen miljoen vierkante kilometer zand is hij het jochie, dat hij vond aan de borst van zijn dode moeder, verloren, vergeten.
Loek verlaat zijn eenvoudige huis aan het hofje en gaat op zoek naar hem en naar zijn eigen verleden.