Samenvatting
Salo Muller (Amsterdam, 29 februari 1936) werd bekend als fysiotherapeut van Ajax ten tijde van de hoogtijdagen in de jaren zeventig. Hij zat naast Rinus Michels op de bank en behandelde de blessures van Johan Cruijff en Piet Keizer. Salo heeft in de Tweede Wereldoorlog als Joods kind vanaf 1941 ondergedoken gezeten nadat hij vanuit de crèche van de Hollandsche Schouwburg werd gered. Hij zat ondergedoken op acht adressen, onder meer in Friesland, waar hij Japje werd genoemd. Zijn beide ouders zijn omgekomen in Auschwitz. De onderduikouders die de jonge Salo anderhalf jaar onder hun hoede namen, Klaas Vellinga en Pietje Heddema-Bos, zijn in 2008 geëerd met een Yad Vashem eremedaille. Over zijn belevenissen in de oorlogsjaren schreef hij dit boek. Dit waren de laatste woorden die zijn moeder tegen hem sprak toen ze hem bij de kleuterschool afzette. Die dag werd ze opgepakt door de Duitsers. Over zijn belevenissen tijdens de gouden jaren van Ajax schreef hij in 2006 het boek Mijn Ajax. Na Ajax richtte hij zich op het opbouwen van zijn fysiotherapie praktijk. Hij was daarnaast dertig jaar lang hoofdredacteur van het blad voor de fysiotherapie, Fysioscoop, en schreef een tweetal boeken over blessures. In 2007 verscheen Blootgeven, een boek over zijn werk als fysiotherapeut. Muller beschrijft hierin een groot aantal van zijn bijzondere patiënten. In 2013 debuteerde Salo Muller met zijn roman De foto. Het thema van dit boek is wederom de Holocaust. Het waarom van deze tragedie laat hem niet los. 'Er gaat geen dag voorbij of ik moet wel even huilen.'