Fragment
Tot nu toe verliep de reis voorspoedig. Geen rietkragen of zwanennesten waar ze in vastdreven. Op een gegeven moment zagen ze aan de slootkant twee kinderen met een schepnetje spelen. Die staken verbijsterd hun hand op toen ze langsdreven, waarna Takkie Eekhoorn een koninklijke buiging maakte.
Elly Eend ontpopte zich als een verkenner. Af en toe vloog ze een flink stuk vooruit om te patrouilleren. De oevers van de sloot waren nu begroeid met knotwilgen en grote bossen kleine lisdodde. Je kon merken dat het april was. Een bruine kikker deed zich op een dode tak tegoed aan een maaltje larven en zwaaide vrolijk naar de dieren op het vlot.
Takkie Eekhoorn hield kwiek en alert als altijd de wacht. Na een tijdje zag hij in de verte een scherpe bocht. Ha, daar om de hoek kwam Elly weer aanvliegen. Maar wat vloog ze hoog en onrustig! Zo had Takkie haar nooit eerder gezien. Met wijd opengesperde ogen landde ze vlakbij het vlot in het water. Luid spetterend en buiten adem deed ze haar verhaal.
‘Achter de bocht schuilt gevaar,’ snaterde ze opgewonden. ‘Dat gaan jullie niet overleven. We moeten iets verzinnen, want jullie drijven je ondergang tegemoet.’
×