Samenvatting
De vraag naar tijd en plaats van ontstaan van de oudtestamentische boeken en vooral naar het auteurschap, baarde de beoefenaars van de bijbelwetenschap dat aan het einde van de 18e eeuw weinig zorgen. Men deed deze vragen af met enkele globale, op een lange traditie berustende antwoorden, waarvan er sommige tot op heden in de volksmond voortleven: de boeken van Mozes, de psalmen van David, de spreuken van Salomo. Door de ontwikkeling van de inleidingswetenschap in de 19e en 20e eeuw is hiervoor in de plaats gekomen een subtiele spel van gissen en veronderstellen, van hypotheses en theorieën, en constateren van bonden en verzamelingen, van bewerkingen en redacties
Dat er op dit gebied niet licht een laatste "laatste woord" wordt gesproken, valt niet moeilijk in te zien. Hier is een wereld van botsende meningen en het woord van de prediker gaat ervoor op, dat er aan het maken van vele boeken geen einde komt. Dit maakt de inleidingswetenschap evenwel tot een afwisselend een fascinerend bedrijf, dat bovendien voortdurend ook nog archeologische vondsten wordt belicht. Het werk van Kuhl geeft van alles wat er op dit gebied omgaat, een informatief overzicht. Er is doelbewust naar gestreefd de beschrijving ook voor de "leek" toegankelijk te houden door het vermijden van theologische vaktaal, zonder dat dit echter leidt tot oppervlakkigheid of algemeenheden. Wie het boek aandachtig heeft gelezen, is naar alle zijden georiënteerd in de problematiek van het Oude Testament.