Samenvatting
Door alle eeuwen heen heeft de mens te maken gehad met het probleem van goed en kwaad: wat men als het een en wat als het ander heeft te beschouwen
Steeds heeft de mens het kwade gedaan en het goede begeerd; of de deugd beoefend en de ondeugd begeerd. Het is een lange geschiedenis, in het teken van de verleidelijke belofte: gij zult de kennis bezitten van goed en kwaad. De renaissance, waarmee dit deel begint, heeft het belang van de kennis hoog geschat; haar volgelingen en het gezag, totdat in de Verlichting, (het tijdperk van de heerschappij van het redelijk inzicht) de mate van autonomie scheen bereikt te zijn, waarin de belofte vervuld werd: Gij zult als God zijn
Sindsdien, vooral in de 20e eeuw, gaan de wegen van de mensheid weer uiteen. De ontgoocheling door de loop van het wereldgebeuren heeft het vertrouwen in rede en verstand doen omslaan in scepsis en anti-intellectualisme. Anderzijds heeft de Verlichting zich doorgezet en is geworden tot een nieuwe religie, met vele sekten in een doctrinaire vorm, waarvan de orthodox-marxistische staatskerk van Russische makelij de intolerantste en meest autoritaire is. In het laatste hoofdstuk werkt de schrijver de vraag uit die door zijn "Amerikaans geloof" in de Verlichting gesteld wordt, namelijk de vraag of het handhaven van het vertrouwen in een morele, en zelfs totale vooruitgang goed is. In deze "conclusie" wordt niets geconcludeerd, maar er worden gezichtspunten geopend, waarmee niemand behoeft in te stemmen, maar die toch voor ieder die nadenkt, waardevol zijn.